Van de week las ik
dit artikel bij De Groene Meisjes en dat riep dusdanige
feels op dat ik maar besloten heb er een blogpost over te schrijven. Pakt u maar even een (al dan niet glutenvrij) koekje en wat thee, want het is weer eens een lange!
Hoewel ik het hier op LogPoes altijd verkoop als
running gag, is het “ik ben een ontiegelijke aso, heb enorm veel lol in mijn eentje en ben daarnaast natuurlijk ook een
special snowflake”-gebbetje eigenlijk gewoon waar. Voordat u nu collectief gaat roepen dat dat heus wel meevalt: nee, dat doet het niet. Ik ben iemand die, als het niet zou hoeven, niet met andere mensen zou omgaan, uitzonderingen daargelaten en ook die in beperkte mate. Nee, dat ligt niet aan die mensen, dat ligt aan mij.
Ik herinner me nog de eerste keer dat ik het woord “asociaal” op mijn schoolrapport zag staan. Nee, ik weet ook niet wie het een goed idee vond om die docent een pabo-diploma te geven. Ik was 9 en wist niet wat “asociaal” betekende, maar ik wist wel meteen dat het iets niet goeds was, en raadpleegde mijn goede vriend Van Dale:
Ik snapte er werkelijk
Les Boules van: ik hielp andere kinderen met dingen die ze niet snapten, deed de thee-taak uitstekend en pestte geen kinderen, zelfs niet als ze mij pestten. Wel deed ik ook graag dingen alleen, was ik niet per se fan van iets/iemand omdat de rest van de klas dat was, en weigerde ik mee te doen met door de leraar georganiseerde klassikale zoenspelletjes (ik herhaal: ik weet ook niet wie het een goed idee vond om die docent een pabo-diploma te geven). Maar dat betekende toch niet dat ik geen rekening hield met anderen? Ik vroeg het na bij de docent en kreeg “Het betekent dat je niet leuk meedoet met anderen” als antwoord. Ik keek hem aan en zei “Ok, leuk meedoen dus. Zelfs als ik daar geen trek in heb? Nee, sorry” en ging gezellig in mijn eentje twee dingen op elkaar plakken met Pritt. Ik gok zo dat als de oppositionele gedragsstoornis toen bestaan had, de docent hem op dat moment
hardcore bij mij “gediagnosticeerd” had.
Echter, tegen de tijd dat ik naar de middelbare school ging, was ik het wel zat om continu te moeten horen hoe vreselijk asociaal ik wel niet was en om altijd het buitenbeentje te zijn. Mijn standvastigheid was ondertussen flink geërodeerd en ik besloot dan ook dat vanaf de middelbare school alles anders zou zijn: ik, sociaal. Met mijn
“ik beuk me met blote handen een weg door 50 cm gewapend beton, welnee, dat doet geen pijn”-discipline stortte ik me op Project Sociaal.
Jarenlang was ik me toch sociaal, niet te geloven! Naarmate ik ouder werd steeds meer, en steeds meer ten koste van mezelf en mijn eigen leven. Tegen de tijd dat ik student was (of meer: had moeten zijn), waren mijn dagen volgepland met sociaal contact. Ik sprak af, ging uit, zag mensen, de telefoon stond geen seconde stil. In de “vrije tijd” die ik had, sliep ik. Ik kreeg het niet eens voor elkaar mijn huishouden bij te houden, laat staan de rest van mijn leven: van studeren kwam eerst nauwelijks iets en later helemaal niets meer terecht. Natuurlijk speelden er ook andere zaken, maar mijn “sociaal doen” was een uitstekende manier om me er niet mee bezig te houden. Yolo!
Zo heb ik jaren verspild aan het omgaan met mensen waar ik eigenlijk bitter weinig mee had, en die waarschijnlijk ook bitter weinig met mij hadden. In plaats van te doen wat ik zelf wilde en mijn leven op te bouwen, heb ik jaren verspild aan van die “vriendschappen” die slechts bestaan bij de gratie van het hebben van een slap karakter en te veel vrije tijd. En terwijl al die andere mensen hun levens leidden, studies deden, banen kregen, verder gingen, zat ik muurvast.
Na een flink aantal jaar kreeg ik een realiseer/besef-moment, het best gedefinieerd door een oud-huisgenoot: “Op een gegeven moment kom je erachter dat jij de enige bent die elke avond afspreekt.” Ai. Ook realiseerde ik me dat een significant deel van de mensen om me heen het, bewust of onbewust, wel prettig vonden dat ik 24/7 beschikbaar was en verder niet zoveel voor elkaar kreeg. Er zijn er zelfs een paar die ik ervan verdenk mij al-dan-niet moedwillig te hebben getorpedeerd. En ik liet me torpederen, uit angst. Want in mijn achterhoofd hoorde ik altijd die leraar “Jaaaa, ze is gewoon asociaaaal! Als ze nou eens gewoon leuk meeeedeeeed, dan werd ze ook niet gepest” roepen. Voor de derde keer: ik weet ook niet wie het een goed idee vond om die docent een pabo-diploma te geven.
Long story short: ik vond een therapeut, deed iets aan mijn issues, kapte met chronisch sociaal doen en begon weer wat nuttigs voor mezelf te doen. Natuurlijk was dit Een Proces, en heb ik in de afgelopen 12 jaar gemerkt dat ik op momenten van grote tegenslag de neiging heb om in
full on hypersociale Holly Golightly modus te gaan: blijkbaar is dat “als je nou socialer geweest was, dan was dit niet gebeurd”-stemmetje hardnekkig.
Pas sinds Berkeley is er langzaam doch structureel iets veranderd: de bewijsdrang is minder geworden. Op dit moment heb ik met nog maar een paar mensen contact, voornamelijk via email. De rest van de tijd gaat grotendeels op aan mijn studie. Daarnaast denk ik na, schrijf/fröbel ik en rust ik uit. Een aantal maanden geleden heb ik zelfs besloten
om niet meer naar (netwerk)borrels te gaan en er is een last van mijn schouders gevallen.
Of dit een fase is en ik na mijn studie weer wat “socialer” ga worden? Waarschijnlijk wel. Misschien ook niet. Want ik realiseerde me tijdens het lezen van het stuk van De Groene Meisjes dat ik inderdaad een ontiegelijke aso ben, die zich heel goed in haar eentje kan vermaken. En dat ik dat eigenlijk wel prima vind.