Zoals u weet, is een van mijn queestes in het leven andermenselijk gedrag te begrijpen.
In deze post (dat is een link) vroeg ik me af hoe het toch kwam dat ik, die nooit eerder last gehad had van ongewenste, agressiefmakende mannelijke aandacht, plots last kreeg van dit fenomeen.
We zijn nu bijna 6 jaar verder en ik ben eruit hoor, mensen: deze types azen op zwakte. Ik krijg dit soort “aandacht” namelijk alleen maar op de momenten dat ik half jankend, kotsberoerd, niet geslapen, Swamp Thing overal, wallen tot aan mijn kin, pruik wat scheef, in mijn eentje naar de grond starend wat wankelend over straat schuifel.
Het gebeurt nooit, maar dan ook echt NOOIT, op de momenten dat ik met de fierceness van een duizend Beyonce’s s over straat banjer, lace front wapperend in de wind. En, oh hoe tragisch voorspelbaar, het gebeurt ook nooit als er toevallig (iemand die ingeschat wordt als) een man naast me loopt.
Want in tegenstelling tot wat sommige mensen maar hardnekkig willen blijven geloven, gaat het in deze gevallen niet om flirten, of iemand die denkt “Hey, wat een leuke mevrouw, daar ga ik even gezellig een praatje mee maken!” Het gaat heel sec niet eens om mij. Wat dit soort malloten zoeken is iemand die zwak is of in ieder geval zwakte uitstraalt, iemand die ze kunnen intimideren en domineren. Plots veel te dicht in mijn persoonlijke ruimte komen en luid iets roepen: intimidatie. Van een afstandje iets lomps roepen/sissen/vunzige gebaren maken: intimidatie. “Wie is er dood?/Kijk niet zo boos!” zeggen in het voorbijgaan: dominantie. Me de weg proberen te versperren: intimidatie én dominantie. Niks geen “flirten”.
Ik vind het dan ook enorm verontrustend dat er nog steeds mensen zijn, waaronder gek genoeg ook veel vrouwen, die van mening zijn dat je dit soort kotsverwekkend gedrag als “een compliment” op moet vatten. Dit gedrag wordt dan vaak “verklaard” door onzinflauwekulbagger als “zo zijn jongens nu eenmaal: meisjes plagen, kusjes vragen” en “het hoort er nou eenmaal bij”. Ik durf te wedden dat als we collectief vanaf de peuterspeelzaal zouden zeggen “meisjes plagen, stoot voor je bakkes krijgen” en dit ook daadwerkelijk zouden naleven, “jongens” al heel snel niet meer “nu eenmaal zo” zouden zijn.
Bovendien is deze flauwekul ook aantoonbaar onjuist: het merendeel van de jongens/mannen ziet vrouwen namelijk gewoon als medemensen en niet als wandelende kliko's waar ze hun frustraties in kunnen dumpen. Blijven volhouden dat het “er nou eenmaal bijhoort” als je als vrouw (ingeschatte) in deze maatschappij vrij rondloopt, is ontzettend toxisch. Echt mensen, KAP daarmee, want het maakt je medeplichtig aan het creëren van een klimaat waarin het misschien niet “normaal” is, maar wel geaccepteerd wordt, waardoor het gefaciliteerd wordt.
En toch heb, zoals altijd, ieder nadeel zijn voordeel. Ja, zelfs in deze situatie. Ik kan namelijk, zonder enig fatsoen en/of schuldgevoel al MIJN frustratie over eh, alles (en dat is een boel) op deze hufters botvieren door woest-agressief tegen ze te zijn. Echt, u zou eens moeten zien hoe snel ik dan van een “Heeeeeyyy, pretty lady” in een “fuck you too, you fucking ugly bitch” verander. Overigens heb ik na zo’n onderonsje meestal ook weer genoeg fierceness opgeladen om weer een poosje verschoond te blijven van dit gezeik. Diep vanuit mijn tenen hoop ik dat als ik dit maar stug vol blijf houden, er uiteindelijk geen hufter meer overblijft die mij op dergelijke wijze durft lastig te vallen. Ik kan niet wachten. *grijnst vervaarlijk*
Posts tonen met het label L'enfer c'est les autres. Alle posts tonen
Posts tonen met het label L'enfer c'est les autres. Alle posts tonen
woensdag 13 april 2016
woensdag 13 mei 2015
Passie (deel 2)
Passie deel 1, tevens volgens mijzelf het meest briljant hilarische wat ik ooit geschreven heb, vindt u hier.
Wie een beetje in de (pre)werkzoekerijfase rondhangt, een damesblad openslaat of op plekken komt waar ~inspirational quotes~ gedeeld worden (Pinterest!), zal de volgende uitspraak in een of andere vorm tegengekomen zijn: als je maar doet wat je leuk vindt (lees: passie), dan komt de rest (lees: geld, succes, geluk) vanzelf.
Nou, chat dans la petite boîte, zou je denken. Iets zegt me echter dat Woonclubje De Rots me hier echt geen maand langer laat wonen als ik ze bel met de mededeling “Yo, types! Ik ga mijn passie volgen, want dan komt het helemaal goed, dus vanaf nu lig ik elke dag met mijn ass in bed de fook de lezen. Ik gok zo dat het met die huur wel goed komt, toch?” en de angst voor de kartonnen doos onder een brug is bij mij wel dusdanig dat ik het er niet op ga wagen. Nee, ook niet voor de grap.
Want die paar mensen wiens passie het is om notaris of cardiochirurg te worden daargelaten, is het natuurlijk ook gewoon priffilitsjt bullshit van mensen die óf zelf geld hebben, óf partners met geld, óf ouders met geld en heel vaak zelfs alle drie. Zoals ik in mijn stuk Passie al schreef: als ik independently wealthy was, dan kwam ik mijn tijd wel door daar in Ellleeeeeeehj.
Feit is dat ik, net als de meeste mensen, waarschijnlijk niet betaald ga krijgen voor wat ik het liefste doe, want dat is respectievelijk “nâks” en “dingen op andere dingen plakken met Mod Podge”. Ik zal dus, net zoals de meeste mensen, wat moeten komproomaaijseh en hopelijk ver van “nou vooruit” en dicht bij “best leutig eigenlijk” uitkomen. Betaald worden maakt overigens best iets goed. Zo wil ik nooit meer gratis verrot geschreven persberichten herschrijven, maar mag u mij altijd contacteren als u mij daarvoor wilt betalen, graag zelfs.
Overigens wordt het volgen van je ~passie~ vaak behoorlijk overschat. Ik moet altijd denken aan die reclame van Kittekat ergens in de jaren 80, de pure agressie die van de vocalen van die zangers afspatte. Dan heb je jaren geoefend en uiteindelijk 4 jaar conservatorium gedaan om tig keer achter elkaar “OEH HOE! KITTEKA-HAT! ZO FIJ-HIJN! KITTEKAT!” in te moeten zingen. Of wat dacht u van 4 jaar conservatorium dans gedaan hebben en dan in de Efteling “en mijn linkerhand is blij en mijn rechterhand is blij, ik steek ze in de lucht en ik zwaai ze allebei, ik ben blij, blij, blij!” te moeten opvoeren? Allemaal omdat je een passie hebt voor iets wat slechts beperkt gewaardeerd wordt binnen het kapitalisme en de huur toch betaald moet worden. Grenzeloos respect heb ik voor die mensen, want je moet het maar kunnen opbrengen. Ik weet dat ik het niet zou kunnen.
Wat me ook opvalt is dat er een soort dichonomie (jaja, ik leer wel íets bij die studie) is ontstaan: blijkbaar doe je altijd alleen maar wat je leuk vindt, of je hebt een kutbaan. Daar zit kennelijk niets tussen. Heel bijzonder. Als ik naar mezelf kijk: er zijn weinig dingen waar ik zo’n piepshekel aan heb als aan secretaressewerk. Niet dat er iets intrinsiek mis mee is, ik heb er gewoon een schijthekel aan. Mijn baan-met-raam in het ziekenhuis was echter een van de beste banen die ik ooit gehad heb. Nee, het was zeker niet wat ik wilde worden als ik later groot was, maar het was wel een plek waar ik nuttig was omdat ik iets voor mensen kon betekenen. Want als ik dan toch mijn nest uit moet, dan ben ik graag van nut. Ja, u mag nu met z’n allen kumbaya gaan zingen, dat doe ik nu ook.
Natuurlijk vind ik dat je moet proberen je (werk)leven zo aangenaam mogelijk te maken en is het leven te kort om te verspillen aan een kutbaan. Aan de andere kant is aan enige realiteitszin niet te ontkomen: de huur moet betaald worden en kattenvoer is ook niet gratis. Er zullen vast wel mensen zijn die dat soort “Volg je passie!”~inspirational quotes~ enorm bemoedigend vinden, maar ik vind het vooral new age gewauwel waar ik enorm recalcitrant van word. Mocht u over dit alles (g)een mening hebben, dan kunt u die uiteraard (niet) in het reactievak mikken.
Wie een beetje in de (pre)werkzoekerijfase rondhangt, een damesblad openslaat of op plekken komt waar ~inspirational quotes~ gedeeld worden (Pinterest!), zal de volgende uitspraak in een of andere vorm tegengekomen zijn: als je maar doet wat je leuk vindt (lees: passie), dan komt de rest (lees: geld, succes, geluk) vanzelf.
Nou, chat dans la petite boîte, zou je denken. Iets zegt me echter dat Woonclubje De Rots me hier echt geen maand langer laat wonen als ik ze bel met de mededeling “Yo, types! Ik ga mijn passie volgen, want dan komt het helemaal goed, dus vanaf nu lig ik elke dag met mijn ass in bed de fook de lezen. Ik gok zo dat het met die huur wel goed komt, toch?” en de angst voor de kartonnen doos onder een brug is bij mij wel dusdanig dat ik het er niet op ga wagen. Nee, ook niet voor de grap.
Want die paar mensen wiens passie het is om notaris of cardiochirurg te worden daargelaten, is het natuurlijk ook gewoon priffilitsjt bullshit van mensen die óf zelf geld hebben, óf partners met geld, óf ouders met geld en heel vaak zelfs alle drie. Zoals ik in mijn stuk Passie al schreef: als ik independently wealthy was, dan kwam ik mijn tijd wel door daar in Ellleeeeeeehj.
Feit is dat ik, net als de meeste mensen, waarschijnlijk niet betaald ga krijgen voor wat ik het liefste doe, want dat is respectievelijk “nâks” en “dingen op andere dingen plakken met Mod Podge”. Ik zal dus, net zoals de meeste mensen, wat moeten komproomaaijseh en hopelijk ver van “nou vooruit” en dicht bij “best leutig eigenlijk” uitkomen. Betaald worden maakt overigens best iets goed. Zo wil ik nooit meer gratis verrot geschreven persberichten herschrijven, maar mag u mij altijd contacteren als u mij daarvoor wilt betalen, graag zelfs.
Overigens wordt het volgen van je ~passie~ vaak behoorlijk overschat. Ik moet altijd denken aan die reclame van Kittekat ergens in de jaren 80, de pure agressie die van de vocalen van die zangers afspatte. Dan heb je jaren geoefend en uiteindelijk 4 jaar conservatorium gedaan om tig keer achter elkaar “OEH HOE! KITTEKA-HAT! ZO FIJ-HIJN! KITTEKAT!” in te moeten zingen. Of wat dacht u van 4 jaar conservatorium dans gedaan hebben en dan in de Efteling “en mijn linkerhand is blij en mijn rechterhand is blij, ik steek ze in de lucht en ik zwaai ze allebei, ik ben blij, blij, blij!” te moeten opvoeren? Allemaal omdat je een passie hebt voor iets wat slechts beperkt gewaardeerd wordt binnen het kapitalisme en de huur toch betaald moet worden. Grenzeloos respect heb ik voor die mensen, want je moet het maar kunnen opbrengen. Ik weet dat ik het niet zou kunnen.
Wat me ook opvalt is dat er een soort dichonomie (jaja, ik leer wel íets bij die studie) is ontstaan: blijkbaar doe je altijd alleen maar wat je leuk vindt, of je hebt een kutbaan. Daar zit kennelijk niets tussen. Heel bijzonder. Als ik naar mezelf kijk: er zijn weinig dingen waar ik zo’n piepshekel aan heb als aan secretaressewerk. Niet dat er iets intrinsiek mis mee is, ik heb er gewoon een schijthekel aan. Mijn baan-met-raam in het ziekenhuis was echter een van de beste banen die ik ooit gehad heb. Nee, het was zeker niet wat ik wilde worden als ik later groot was, maar het was wel een plek waar ik nuttig was omdat ik iets voor mensen kon betekenen. Want als ik dan toch mijn nest uit moet, dan ben ik graag van nut. Ja, u mag nu met z’n allen kumbaya gaan zingen, dat doe ik nu ook.
Natuurlijk vind ik dat je moet proberen je (werk)leven zo aangenaam mogelijk te maken en is het leven te kort om te verspillen aan een kutbaan. Aan de andere kant is aan enige realiteitszin niet te ontkomen: de huur moet betaald worden en kattenvoer is ook niet gratis. Er zullen vast wel mensen zijn die dat soort “Volg je passie!”~inspirational quotes~ enorm bemoedigend vinden, maar ik vind het vooral new age gewauwel waar ik enorm recalcitrant van word. Mocht u over dit alles (g)een mening hebben, dan kunt u die uiteraard (niet) in het reactievak mikken.
woensdag 29 april 2015
Binnenbanjeren (deel 2)
Dit is het vervolg op deze post.
Bam, iemand die ik al 16+ jaar niet meer gezien of gesproken had, kwam doodleuk weer mijn leven binnenbanjeren alsof we elkaar vorige week nog gesproken hadden en het feit dat we geen contact meer hadden een toevalligheidje was. Deze persoon rukte zo, zonder twijfel geheel onbedoeld, een flink blik oud leed open. Echt, er zullen heus een boel mensen zijn die dolgelukkig zijn om weer contact te krijgen met iemand van vroeger. Ik heb daar, om redenen die mij en mijn zorgverzekering duizenden euro’s aan therapie gekost hebben, echter geen zin in. Zeker niet op deze nonchalante wijze en zeker niet na zoveel jaar. Om wat positiefs te doen met mijn ~gevoelens~, heb ik een “Wil je na heel veel jaar weer in contact komen met iemand van vroeger? – Lees dan eerst dit!”-protiplijst geschreven:
Of ik zelf nooit mensen mis? Er zijn inderdaad een aantal mensen die ik door omstandigheden (verhuizingen, adres kwijtgeraakt, verwaterd) kwijtgeraakt ben, waarvan ik het jammer vind dat dat gebeurd is. We zijn echter ondertussen járen verder en ik heb geen organische manier om weer met ze in contact te komen, zoals bijvoorbeeld gezamenlijke vrienden of een gedeelde interesse. Dus heel af en toe denk ik met genegenheid aan ze terug, en verder laat ik het zo. Dat zouden wat mij betreft meer mensen moeten doen.
Bam, iemand die ik al 16+ jaar niet meer gezien of gesproken had, kwam doodleuk weer mijn leven binnenbanjeren alsof we elkaar vorige week nog gesproken hadden en het feit dat we geen contact meer hadden een toevalligheidje was. Deze persoon rukte zo, zonder twijfel geheel onbedoeld, een flink blik oud leed open. Echt, er zullen heus een boel mensen zijn die dolgelukkig zijn om weer contact te krijgen met iemand van vroeger. Ik heb daar, om redenen die mij en mijn zorgverzekering duizenden euro’s aan therapie gekost hebben, echter geen zin in. Zeker niet op deze nonchalante wijze en zeker niet na zoveel jaar. Om wat positiefs te doen met mijn ~gevoelens~, heb ik een “Wil je na heel veel jaar weer in contact komen met iemand van vroeger? – Lees dan eerst dit!”-protiplijst geschreven:
- Heeft de persoon in kwestie ooit expliciet het contact met je verbroken? Ja? Laat die persoon dan met rust en zoek geen contact. Nee, ook niet stiekem, ook niet per ongeluk, ook niet na 23 jaar, ook niet via email, ook niet via Twitter/Facebook/Whatever en ga verdomme al helemaal niet om kwart voor 4 ’s ochtends bij iemand voor de deur staan. Ga er maar vanuit dat die persoon goed nagedacht heeft over het verbreken van het contact en niet van mening gaat veranderen. Dat hoef je niet leuk te vinden, dat hoef je niet te begrijpen, je moet het gewoon accepteren. Klaar.
- Is het een situatie waarbij je elkaar uit het oog verloren bent, maar verder geen ruzie hebt gehad? Ook dan is er geen garantie dat die ander na al die tijd nog zin heeft om het contact te herstellen. Contact is heel vaak contextgebonden en tenzij je je precies dezelfde kant op ontwikkeld hebt, is de kans dat je elkaar na tig jaar radiostilte nog iets te melden hebt, minimaal. Stilte is soms ook gewoon een hint.
- Denk ook even terug aan de omstandigheden op het moment dat je elkaar uit het oog verloor: was het een “gewone” levensverandering zoals een verhuizing, naar een andere school gaan of een nieuwe baan? Of speelde er meer? Zo ja, sta dan stil bij wat je open zou kunnen trekken bij die ander. Dat het voor jou “die goeie oude tijd” was, wil niet zeggen dat het voor die ander ook zo was. Secret hell, mensen, secret hell.
- Als je niet wilt dat je goede herinneringen mogelijk verpest worden, ga dan niet lopen graven in het verleden. En eis al helemaal niet van een ander (“Jaweeel, jij vond [situatie] hartstikke leuk!”) dat zij zichzelf geweld aandoen zodat jij lekker kunt blijven doen alsof jij je niet herinnert dat die ander toen een gruwelijke tijd had. Zo heb ik bijvoorbeeld geen enkele behoefte om met wie dan ook “gezellig warme herinneringen” aan mijn middelbare schooltijd op te halen, want die heb ik niet.
- Sta ook even stil bij de positie die je hebt in iemands leven: als je familie van iemands ex-partner bent en dat huwelijk is op zeer vervelende wijze geëindigd, is het dan wel een goed idee om na 10 jaar complete radiostilte gezellig contact met die persoon op te nemen alsof er nooit iets gebeurd is? Ik vind van niet. Ja, natuurlijk is het jammer dat het contact verbroken is, maar geen klotesituatie zonder collateral damage.
- Denk eens goed na waarom je zo graag weer contact wilt. Als je tientallen jaren doorgebracht hebt zonder die persoon te spreken, dan valt het met dat enorme missen toch wel mee, lijkt me. Veel van dat “terugdenken aan vroeger” is van de (mid)life crisis-achtige soort, moet je daar nou werkelijk een ander mee lastigvallen? Ik zeg: dagboekje.
Of ik zelf nooit mensen mis? Er zijn inderdaad een aantal mensen die ik door omstandigheden (verhuizingen, adres kwijtgeraakt, verwaterd) kwijtgeraakt ben, waarvan ik het jammer vind dat dat gebeurd is. We zijn echter ondertussen járen verder en ik heb geen organische manier om weer met ze in contact te komen, zoals bijvoorbeeld gezamenlijke vrienden of een gedeelde interesse. Dus heel af en toe denk ik met genegenheid aan ze terug, en verder laat ik het zo. Dat zouden wat mij betreft meer mensen moeten doen.
woensdag 22 april 2015
Binnenbanjeren (deel 1)
Ik zal het u maar eerlijk zeggen: wat andere mensen uitspoken interesseert mij eigenlijk niet zoveel. Dat klinkt onaardiger dan ik het bedoel. Het kan mij namelijk totaal niet schelen wat Random Pietje doet, zelfs niet als dat “raar” is in de ogen van de maatschappij, zolang als ik er geen last van heb. Let wel, ik heb het dan niet over gevaarlijk en/of crimineel gedrag, maar over malle hobby’s of een niet-standaard levensinvulling. Echt, leven en laten leven, ook als ik er niets van begrijp. Wat andere mensen doen interesseert me slechts als ik de andere persoon mag, of als ik enorm veel last van iemand heb: ik wil dan graag weten waarom die persoon zo doet, zodat ik ervoor kan zorgen dat hij/zij/anders: [vul in] daar heel snel mee ophoudt.
Egocentrisch? Absoluut. Zoals ik al eerder geschreven heb: het leven is kort en ik heb genoeg te doen. Hell, ik krijg het al nauwelijks voor elkaar om op de hoogte te blijven van wat er zich in mijn eigen existens afspeelt, dus ik besteed geen tijd aan de nukken en grillen van volslagen wildvreemden die mij niet lastig vallen. Zo ben ik dan ook niet bijster geïnteresseerd om na 20+ jaar te horen wat Henkie, waar ik toevallig één jaar een klaslokaal mee gedeeld heb en nooit een woord mee gewisseld heb, met zijn leven doet. Uiteraard hoop ik dat het allemaal goed gaat en dat Henkie gelukkig is met zijn leven en vind ik het on a human level verdrietig als dat niet zo is, maar dat vind ik van een volslagen onbekende die onder een brug slaapt ook.
Als je vroeger (oma spreekt) verhuisde, van school wisselde of een andere baan kreeg, dan hield je misschien met een paar mensen contact en daar bleef het dan bij. De meeste mensen verloor je uit het oog: niet omdat je een gruwelijke hekel aan ze had, maar omdat je levens veranderden. Iedereen ging verder met zijn of haar leven en als je elkaar toevallig tegenkwam was dat leuk en zo niet, dan niet.
Door het internet in het algemeen en social media in het bijzonder, is er nu een situatie ontstaan waarbij mensen eeuwig in elkaars kringen blijven rondhangen, zelfs als ze elkaar al lang meer dan ontgroeid zijn. Het contact houdt nooit meer op natuurlijke wijze op; ontvolgen staat gelijk aan ontvrienden en dus aan bakkelei. Terwijl er vaak, zoals in het geval van vage klasgenoten, überhaupt nooit een vriendschap is geweest. Het is het virtuele equivalent van die uit een soort misplaatste nostalgie aangehouden contacten die slechts bestaan uit elkaar jaarlijks een kerstkaart sturen, maar dan op dagelijkse basis. Dit, gecombineerd met de vaak toch wel hoge mate van emotionele incontinentie die veel mensen via het internet tentoonspreiden, zorgt ervoor dat sommige mensen nu meer weten van vage bekenden uit het verleden waar ze eigenlijk geen daadwerkelijk contact mee hebben, dan ze pakweg 15 jaar geleden van hun allerbeste vrienden wisten. Dat vind ik raar.
Daarom zit ik ook niet op Schoolbank, niet op Facebook en tot voor kort niet onder mijn eigen naam op het internet. In verband met ~de kurrieruh~ is er aan dat tijdperk helaas een einde gekomen, en binnen twee weken begon het gezeik al.
Deel 2 volgt volgende week woensdag, 29 april.
Egocentrisch? Absoluut. Zoals ik al eerder geschreven heb: het leven is kort en ik heb genoeg te doen. Hell, ik krijg het al nauwelijks voor elkaar om op de hoogte te blijven van wat er zich in mijn eigen existens afspeelt, dus ik besteed geen tijd aan de nukken en grillen van volslagen wildvreemden die mij niet lastig vallen. Zo ben ik dan ook niet bijster geïnteresseerd om na 20+ jaar te horen wat Henkie, waar ik toevallig één jaar een klaslokaal mee gedeeld heb en nooit een woord mee gewisseld heb, met zijn leven doet. Uiteraard hoop ik dat het allemaal goed gaat en dat Henkie gelukkig is met zijn leven en vind ik het on a human level verdrietig als dat niet zo is, maar dat vind ik van een volslagen onbekende die onder een brug slaapt ook.
Als je vroeger (oma spreekt) verhuisde, van school wisselde of een andere baan kreeg, dan hield je misschien met een paar mensen contact en daar bleef het dan bij. De meeste mensen verloor je uit het oog: niet omdat je een gruwelijke hekel aan ze had, maar omdat je levens veranderden. Iedereen ging verder met zijn of haar leven en als je elkaar toevallig tegenkwam was dat leuk en zo niet, dan niet.
Door het internet in het algemeen en social media in het bijzonder, is er nu een situatie ontstaan waarbij mensen eeuwig in elkaars kringen blijven rondhangen, zelfs als ze elkaar al lang meer dan ontgroeid zijn. Het contact houdt nooit meer op natuurlijke wijze op; ontvolgen staat gelijk aan ontvrienden en dus aan bakkelei. Terwijl er vaak, zoals in het geval van vage klasgenoten, überhaupt nooit een vriendschap is geweest. Het is het virtuele equivalent van die uit een soort misplaatste nostalgie aangehouden contacten die slechts bestaan uit elkaar jaarlijks een kerstkaart sturen, maar dan op dagelijkse basis. Dit, gecombineerd met de vaak toch wel hoge mate van emotionele incontinentie die veel mensen via het internet tentoonspreiden, zorgt ervoor dat sommige mensen nu meer weten van vage bekenden uit het verleden waar ze eigenlijk geen daadwerkelijk contact mee hebben, dan ze pakweg 15 jaar geleden van hun allerbeste vrienden wisten. Dat vind ik raar.
Daarom zit ik ook niet op Schoolbank, niet op Facebook en tot voor kort niet onder mijn eigen naam op het internet. In verband met ~de kurrieruh~ is er aan dat tijdperk helaas een einde gekomen, en binnen twee weken begon het gezeik al.
Deel 2 volgt volgende week woensdag, 29 april.
woensdag 25 maart 2015
Le Gezeik
Hoewel ik in mijn tikgeitentijd “Bad planning on your part does not make an emergency on my part” als motto had, werkt dat in de praktijk helaas vaak niet zo. Zeker niet in situaties waarin mijn eindresultaat afhankelijk is van anderen. Natuurlijk zou ik liever alles zelf doen, maar soms (groepswerk, anyone?) ben zelfs super-aso ik afhankelijk van anderen en daar komt bijna altijd Le Gezeik bij kijken.
Het is me onduidelijk of het komt omdat mijn irritatiegrens voor nodeloos gezeik in de loop der jaren bereikt en overschreden is, of dat gezeik een beetje de standaard is tegenwoordig. Hier volgen drie voorbeelden van gezeik dat ik de laatste tijd in verschillende vormen en gradaties tegengekomen ben:
Recentelijk volgde ik een vak waar bij ELKE F*CKING STAP VAN DE WEG één dag van tevoren bepaald werd wat die stap dan wel niet was: welke stof behandeld werd, wat de inhoud van de inleveropdrachten was, wanneer de deadlines waren. De mensen die mijn post over de afspreekmalaise gelezen hebben, weten dat ik hier uitzonderlijk slecht tegen kan.
Natuurlijk is het goed om het lesprogramma in de gaten te houden en zo nodig bij te stellen, maar wat mij betreft horen dingen als studiestof en deadlines gewoon in de studiehandleiding en niet “soon” gecommuniceerd te worden. “Soon” bleek vaker “later” dan “sooner”, waardoor er situaties ontstonden waarbij het totaal niet duidelijk was wat er nu precies ingeleverd moest worden en al helemaal niet wanneer.
In de praktijk kwam het er dus op neer dat wij studenten collectief als een soort oproepkrachten instructies zaten af te wachten, elkaar onderwijl “Weet jij al iets?” mailend. Best leuk voor de bonding met mijn klasgenoten, maar ontzettend strontvervelend als je, zoals ik, ook andere afspraken in te plannen hebt. Om het over de onmogelijkheid van “vooruitwerken om potentiële momenten van ziekte alvast te ondervangen” maar niet te hebben.
Deze lijkt op de afspreekmalaise, maar dan in de (semi-)professionele sfeer: ik krijg de vraag of ik iets wil doen, ik zeg “Ja” en daarna volgen er maanden van achter-mensen-aan-mailen, moeizame communicatie en vage bezwaren. Uiteindelijk, pas als ik “Oui ou merde”-stijl aandring op duidelijkheid, volgt er een “Nee, toch maar niet”.
Weer een gevalletje stomvervelende tijdverspilling. Ik bedoel, mensen kunnen en mogen wat mij betreft van mening veranderen, geen enkel probleem. Het feit echter dat ik maandenlang achter mensen aan moet leuren voordat ik eindelijk duidelijkheid krijg, geeft mij de indruk dat ik niet serieus genomen word en dat het feit dat mijn tijd geboekt en verspild wordt, blijkbaar niet belangrijk is.
Pietje, tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Nou, lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Vier weken later.
Pietje, op exact dezelfde toon tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Zoals ik vier weken geleden al zei: lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Weer twee weken later, twee dagen voordat Pietje die glitteronderbroek echt nodig heeft, vraagt Pietje alsof het de eerste keer is: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Voor de derde keer: lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Op de dag zelf roept Pietje, nu in totale paniek, tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Pietje, ik heb je hier al vier keer antwoord op gegeven en in tegenstelling tot wat jij schijnt te denken ben ik geen toverfee die zo’n groene glitteronderbroek kan materialiseren, voor online bestellen of zelf maken ben je te laat, dus ga maar langs de lingeriewinkel of zoek een andere onderbroek.”
Pietje: “Oh ja.”
Ik: “NU dus, want over 2 uur moet je hem al aan!”
Resultaat: Pietje koopt op de valreep een blauwe glitteronderbroek. Die niet past.
De teleurstelling is groot en dit verdriet moet uiteraard bij mij uitgejammerd worden. En hoewel ik dan niet zó onaardig ben dat ik “Dan had je verdomme 6 weken geleden de eerste keer mijn advies al op moeten volgen!” zeg, had ik dat misschien wel moeten doen.
Ik was dat moment vooral verbijsterd over hoe zo’n type in het leven staat. Iets hardop zeggen en dan zelfs na aandringen nul komma nul actie ondernemen. Is dit het gevolg van The Secret? Roep het en het gebeurt? Is het vanwege die forking Sinterklaas? Hardop zeggen en pappie en mammie kopen die shit voor je? Het is alsof Pietje met zijn auto op de rails staat en als je dan aangeeft dat hij met zijn ass van de rails af moet, hij gewoon blijft staan en dan nog verbaasd is dat hij door de aankomende intercity aangereden wordt.
Nu is mijn vraag aan u
Het liefst eentje die niet inhoudt dat ik tegen mensen moet brullen of ze voor de kop moet patsen, want die heb ik zelf al bedacht en eh, dat wordt hem niet. Helaas. Zoals ik in mijn contemplatiefjes post al schreef: ik had niet verwacht op mijn leeftijd nog met dit soort intermenselijke moeizaamheid op (semi-)professioneel vlak te moeten dealen en ik word er dan ook redelijk moedeloos van. Heb ik gewoon weer eens pech of is dit nu echt de nieuwe manier van met elkaar omgaan geworden? *overweegt zich te laten omscholen tot pinguinobservator op de Zuidpool*
Het is me onduidelijk of het komt omdat mijn irritatiegrens voor nodeloos gezeik in de loop der jaren bereikt en overschreden is, of dat gezeik een beetje de standaard is tegenwoordig. Hier volgen drie voorbeelden van gezeik dat ik de laatste tijd in verschillende vormen en gradaties tegengekomen ben:
Casus 1
Recentelijk volgde ik een vak waar bij ELKE F*CKING STAP VAN DE WEG één dag van tevoren bepaald werd wat die stap dan wel niet was: welke stof behandeld werd, wat de inhoud van de inleveropdrachten was, wanneer de deadlines waren. De mensen die mijn post over de afspreekmalaise gelezen hebben, weten dat ik hier uitzonderlijk slecht tegen kan.
Natuurlijk is het goed om het lesprogramma in de gaten te houden en zo nodig bij te stellen, maar wat mij betreft horen dingen als studiestof en deadlines gewoon in de studiehandleiding en niet “soon” gecommuniceerd te worden. “Soon” bleek vaker “later” dan “sooner”, waardoor er situaties ontstonden waarbij het totaal niet duidelijk was wat er nu precies ingeleverd moest worden en al helemaal niet wanneer.
In de praktijk kwam het er dus op neer dat wij studenten collectief als een soort oproepkrachten instructies zaten af te wachten, elkaar onderwijl “Weet jij al iets?” mailend. Best leuk voor de bonding met mijn klasgenoten, maar ontzettend strontvervelend als je, zoals ik, ook andere afspraken in te plannen hebt. Om het over de onmogelijkheid van “vooruitwerken om potentiële momenten van ziekte alvast te ondervangen” maar niet te hebben.
Casus 2
Deze lijkt op de afspreekmalaise, maar dan in de (semi-)professionele sfeer: ik krijg de vraag of ik iets wil doen, ik zeg “Ja” en daarna volgen er maanden van achter-mensen-aan-mailen, moeizame communicatie en vage bezwaren. Uiteindelijk, pas als ik “Oui ou merde”-stijl aandring op duidelijkheid, volgt er een “Nee, toch maar niet”.
Weer een gevalletje stomvervelende tijdverspilling. Ik bedoel, mensen kunnen en mogen wat mij betreft van mening veranderen, geen enkel probleem. Het feit echter dat ik maandenlang achter mensen aan moet leuren voordat ik eindelijk duidelijkheid krijg, geeft mij de indruk dat ik niet serieus genomen word en dat het feit dat mijn tijd geboekt en verspild wordt, blijkbaar niet belangrijk is.
Casus 3
Pietje, tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Nou, lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Vier weken later.
Pietje, op exact dezelfde toon tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Zoals ik vier weken geleden al zei: lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Weer twee weken later, twee dagen voordat Pietje die glitteronderbroek echt nodig heeft, vraagt Pietje alsof het de eerste keer is: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Voor de derde keer: lingeriewinkels, al dan niet online, of naar Boeken voor een stofje en zelf maken, of toch een andere onderbroek vinden.”
Pietje: “Oh ja.”
Op de dag zelf roept Pietje, nu in totale paniek, tegen mij: “Ik wil een groene glitteronderbroek, maar weet niet waar ik die kan vinden?”
Ik: “Pietje, ik heb je hier al vier keer antwoord op gegeven en in tegenstelling tot wat jij schijnt te denken ben ik geen toverfee die zo’n groene glitteronderbroek kan materialiseren, voor online bestellen of zelf maken ben je te laat, dus ga maar langs de lingeriewinkel of zoek een andere onderbroek.”
Pietje: “Oh ja.”
Ik: “NU dus, want over 2 uur moet je hem al aan!”
Resultaat: Pietje koopt op de valreep een blauwe glitteronderbroek. Die niet past.
De teleurstelling is groot en dit verdriet moet uiteraard bij mij uitgejammerd worden. En hoewel ik dan niet zó onaardig ben dat ik “Dan had je verdomme 6 weken geleden de eerste keer mijn advies al op moeten volgen!” zeg, had ik dat misschien wel moeten doen.
Ik was dat moment vooral verbijsterd over hoe zo’n type in het leven staat. Iets hardop zeggen en dan zelfs na aandringen nul komma nul actie ondernemen. Is dit het gevolg van The Secret? Roep het en het gebeurt? Is het vanwege die forking Sinterklaas? Hardop zeggen en pappie en mammie kopen die shit voor je? Het is alsof Pietje met zijn auto op de rails staat en als je dan aangeeft dat hij met zijn ass van de rails af moet, hij gewoon blijft staan en dan nog verbaasd is dat hij door de aankomende intercity aangereden wordt.
Nu is mijn vraag aan u
1) herkent u dit soort gedrag?
2) heeft u enig idee waarom mensen dit doen?
en
3) heeft u er een oplossing voor?
Het liefst eentje die niet inhoudt dat ik tegen mensen moet brullen of ze voor de kop moet patsen, want die heb ik zelf al bedacht en eh, dat wordt hem niet. Helaas. Zoals ik in mijn contemplatiefjes post al schreef: ik had niet verwacht op mijn leeftijd nog met dit soort intermenselijke moeizaamheid op (semi-)professioneel vlak te moeten dealen en ik word er dan ook redelijk moedeloos van. Heb ik gewoon weer eens pech of is dit nu echt de nieuwe manier van met elkaar omgaan geworden? *overweegt zich te laten omscholen tot pinguinobservator op de Zuidpool*
woensdag 17 december 2014
Passie
Vanaf dag 1 van mijn studie krijg ik al de “Wat ga je doen na je studie?”-vraag, maar nu deze ellende mijn studie vordert, nemen mensen steeds minder vaak genoegen met mijn “Nou, eerst deze studie maar eens letterlijk overleven”-antwoord. Uiteraard ben ik al sinds een jaar of 3 minstens 53 verschillende opties voor Mijn Toekomst aan het onderzoeken, want dat Oostblok-gen is uiterst hardnekkig. Ik ben echter een Voldongen Feit-type. Ik onderzoek, weifel en twijfel me zo’n 30 slagen in de rondte, en pas als ik besloten heb, maak ik het wereldkundig. Ik voel daarom niet de behoefte om mijn potentiële levensplannen met nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekenden te bespreken, hoe aardig ze ook zijn.
De meeste mensen begrijpen dat “Nou, dat weet ik nog niet, eerst mijn studie maar eens afmaken, dan wat tijd vrijaf en dan beslis ik verder”, betekent dat ik geen zin heb om het erover te hebben. Er zijn ookbloedirritante dominantjes zonder sociale vaardigheden mensen die op dat moment hun innerlijke beroepskeuzeadviseur niet kunnen bedwingen. Zoals u zich kunt voorstellen, loopt zo’n gesprek gierend uit de hand:
De nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende: “Oh jaaa, lekker je passie volgen. Lekker doen wat je leuk vindt!”
Op dat moment moet ik me altijd inhouden om niet keihard “PÁSSIE EN ADRIAAN, MENSEN, PÁ-SSIE EN ADRIAAN!” te brullen, wat mij wonderwel tot nu toe nog steeds gelukt is.
Ik murmel wat en hoop dat de nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende een ander topic start, of plots een afspraak heeft ergens.
De nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende gaat echter door: “Wat zijn je passies eigenlijk?”
Ik, stellig: “Die heb ik niet.”
De NIMDVO: “Jaaweeel, die heb je vast wel! Verteeeeel!”
Nu heb ik aan weinig dingen een grotere PIEPhekel dan aan mensen die “Jawel” zeggen als ik net “Nee” gezegd heb, dus ik besluit de waarheid te vertellen.
Ik: “Mijn passies zijn slapen, wasseh wasseh en drie keer per dag pizza eten. Maar dat laatste kan niet meer, want ik ben glutenintolerant. En da’s vrij #@$@#, kan ik je vertellen”.
De NIMDVO, die niet eens het fatsoen heeft om te zeggen dat dat rottig voor me is: “Oh, maar ik bedoelde je pássies, wat je wilde worden toen je vroeger klein was!”
Ik, doend alsof ik dom ben: ”Oh, dat! Toen ik vroeger klein was, wilde ik later als ik groot was in een baljurk door kasteelgangen rennen. Dat leek me nou helemaal geweldig.”
Even een protip voor ouders tussendoor: laat je kinderen niet, ik herhaal NIET, op een impressionable age naar Candy Candy kijken. Voor je het weet creëer je special snowflake beroepswerklozenzoals ik. Overigens, na mijn baljurkrenfase wilde ik gewoon in een klein huisje aan zee de godganse dag boeken lezen en af en toe iets schrijven, maar als ik dat zeg, krijgen we weer de hele “Ah, SCHRIJVEN is je passie - “NEEHEE!””-discussie en die probeer ik koet ku koet te vermijden omdat ik er van ga schuimbekken ondertussen.
De NIMDVO gaat onverstoorbaar verder: “Maar wat zijn je hobbies dan?”
Ik, mezelf heftig krabbend: “Ik doe niet aan hobbies.”
De NIMDVO: “Jamaarwatvindjeleuheuk?
Ik, enthousiast: “Oh, leuk. Eh, katten, zines en klassiek ballet. Dat was het eigenlijk wel. Oh, en avocado’s natuurlijk.”
De NIMDVO, die maar niet snapt dat ik het niet snap: “Nee, ik bedoel, dingen die je doet, waar je je mee bezig houdt, je tijd mee doorbrengt!”
Ik, nu op elevator pitch toon: “Nou, mijn studie neemt zo’n 90% van mijn tijd in, maar daarnaast houd ik me zoals ik eerder al zei bezig met slapen, wasseh wasseh en dan maar glutenvrije pizza eten. Mijn kat knuffelen. Foto’s maken. Soms mijn kop volplamuren, en daar dan weer een foto van maken. Af en toe lees ik eens een boek, en bij vlagen bingewatch ik stomme tattoorealityshows.”
De NIMDVO die, voornamelijk door mijn toon, denkt dat we eindelijk ergens komen: “En verder?”
Ik, nog steeds op elevator pitch toon: “Verder ik maak lijsten van welke lace fronts ik wil kopen en in welke volgorde. Daarnaast oefen ik al jaren voor een rol in de Black Parade Musical en heb ik met name House of Wolves DOWN.
De NIMDVO kijkt confuus: “Je doet WAT?”
Ik, betrapt: “Ok, ok, ik geef het toe, ik doe in mijn woonkamer met de gordijnen dicht urdinaire dansjes op Shake van de Ying Yang Twins feat. Pitbull. (Nee, hier link ik niet naar. Dit in het kader van het feminisme en zo. Also: don’t tell anyone)
De NIMDVO, het voorgaande negerend: “Jaa, nee, ok, maar wat zou je doen als ALLES kon, als geld geen bezwaar was?”
Ik, spontaan oplevend: “Ooh, maar als ik independently wealthy was, dan zat ik met mijn ass en mijn Clark en mijn 6000 dollar full lace wig völlig ondergetattoeerd in Chateau Marmont in Ellleeeeeeehj mijn Español op te krikken, riekend naar een speciaal voor mij gecomponeerd parfum van Floris, me de hele dag van yoooguhhh naar de Whole Foods en weer terug te verslepen. En elke avond zou ik iets nieuws vegan-glutenfree’s eten bij een van de duizenden toko’s die ze daar hebben. Hell, ik zou zelfs leren koffiedrinken. En op acteerles gaan. Oh, en fillers. Heel veel fillers.”
De NIMDVO, voorzichtig doch met afkeurende ondertoon: “Dat lijkt me toch niet heel veel voldoening geven.
Ik, stellig: “Oh jawel hoor”
Het gesprek valt even stil. Ik denk: “Dit is mijn kans” en ik doe een poging om te vertrekken, maar helaas.
De NIMDVO, wanhopig klinkend een laatste poging wagend: “Maar wat zou je nou doen als dit je laatste dag op aarde was?”
Ik, op een kat in ’t bakkie toon: “Die is makkelijk: 27 pizza’s vol met gluten eten, de hele Gall & Gall leegzuipen en een fijne opiatenverslaving cultiveren, want hey, YODO! (you only die once – met dank aan klasgenoot José uit Florida)
De NIMDVO, mild geïrriteerd en kortaffigjes: “Goed, dat is misschien te ver vooruit gekeken. Maar wat zou je NU dan het liefste doen?”
Ik, mijn kans grijpend: “Met m’n ass in bed de Fook lezen.”
De NIMDVO, nu echt geïrriteerd: “Jahaa, maar daarnaahaa?”
Ik: “Met m’n ass in bed de Joe-Es Fook lezen. Spieking of witsj, ik moet naar het American Book Center. Fook kopen, met diskaunt. Is die studentenkaart toch nog ergens goed voor. Toedeledokio!”
De meeste mensen begrijpen dat “Nou, dat weet ik nog niet, eerst mijn studie maar eens afmaken, dan wat tijd vrijaf en dan beslis ik verder”, betekent dat ik geen zin heb om het erover te hebben. Er zijn ook
De nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende: “Oh jaaa, lekker je passie volgen. Lekker doen wat je leuk vindt!”
Op dat moment moet ik me altijd inhouden om niet keihard “PÁSSIE EN ADRIAAN, MENSEN, PÁ-SSIE EN ADRIAAN!” te brullen, wat mij wonderwel tot nu toe nog steeds gelukt is.
Ik murmel wat en hoop dat de nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende een ander topic start, of plots een afspraak heeft ergens.
De nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende gaat echter door: “Wat zijn je passies eigenlijk?”
Ik, stellig: “Die heb ik niet.”
De NIMDVO: “Jaaweeel, die heb je vast wel! Verteeeeel!”
Nu heb ik aan weinig dingen een grotere PIEPhekel dan aan mensen die “Jawel” zeggen als ik net “Nee” gezegd heb, dus ik besluit de waarheid te vertellen.
Ik: “Mijn passies zijn slapen, wasseh wasseh en drie keer per dag pizza eten. Maar dat laatste kan niet meer, want ik ben glutenintolerant. En da’s vrij #@$@#, kan ik je vertellen”.
De NIMDVO, die niet eens het fatsoen heeft om te zeggen dat dat rottig voor me is: “Oh, maar ik bedoelde je pássies, wat je wilde worden toen je vroeger klein was!”
Ik, doend alsof ik dom ben: ”Oh, dat! Toen ik vroeger klein was, wilde ik later als ik groot was in een baljurk door kasteelgangen rennen. Dat leek me nou helemaal geweldig.”
Even een protip voor ouders tussendoor: laat je kinderen niet, ik herhaal NIET, op een impressionable age naar Candy Candy kijken. Voor je het weet creëer je special snowflake beroepswerklozen
De NIMDVO gaat onverstoorbaar verder: “Maar wat zijn je hobbies dan?”
Ik, mezelf heftig krabbend: “Ik doe niet aan hobbies.”
De NIMDVO: “Jamaarwatvindjeleuheuk?
Ik, enthousiast: “Oh, leuk. Eh, katten, zines en klassiek ballet. Dat was het eigenlijk wel. Oh, en avocado’s natuurlijk.”
De NIMDVO, die maar niet snapt dat ik het niet snap: “Nee, ik bedoel, dingen die je doet, waar je je mee bezig houdt, je tijd mee doorbrengt!”
Ik, nu op elevator pitch toon: “Nou, mijn studie neemt zo’n 90% van mijn tijd in, maar daarnaast houd ik me zoals ik eerder al zei bezig met slapen, wasseh wasseh en dan maar glutenvrije pizza eten. Mijn kat knuffelen. Foto’s maken. Soms mijn kop volplamuren, en daar dan weer een foto van maken. Af en toe lees ik eens een boek, en bij vlagen bingewatch ik stomme tattoorealityshows.”
De NIMDVO die, voornamelijk door mijn toon, denkt dat we eindelijk ergens komen: “En verder?”
Ik, nog steeds op elevator pitch toon: “Verder ik maak lijsten van welke lace fronts ik wil kopen en in welke volgorde. Daarnaast oefen ik al jaren voor een rol in de Black Parade Musical en heb ik met name House of Wolves DOWN.
De NIMDVO kijkt confuus: “Je doet WAT?”
Ik, betrapt: “Ok, ok, ik geef het toe, ik doe in mijn woonkamer met de gordijnen dicht urdinaire dansjes op Shake van de Ying Yang Twins feat. Pitbull. (Nee, hier link ik niet naar. Dit in het kader van het feminisme en zo. Also: don’t tell anyone)
De NIMDVO, het voorgaande negerend: “Jaa, nee, ok, maar wat zou je doen als ALLES kon, als geld geen bezwaar was?”
Ik, spontaan oplevend: “Ooh, maar als ik independently wealthy was, dan zat ik met mijn ass en mijn Clark en mijn 6000 dollar full lace wig völlig ondergetattoeerd in Chateau Marmont in Ellleeeeeeehj mijn Español op te krikken, riekend naar een speciaal voor mij gecomponeerd parfum van Floris, me de hele dag van yoooguhhh naar de Whole Foods en weer terug te verslepen. En elke avond zou ik iets nieuws vegan-glutenfree’s eten bij een van de duizenden toko’s die ze daar hebben. Hell, ik zou zelfs leren koffiedrinken. En op acteerles gaan. Oh, en fillers. Heel veel fillers.”
De NIMDVO, voorzichtig doch met afkeurende ondertoon: “Dat lijkt me toch niet heel veel voldoening geven.
Ik, stellig: “Oh jawel hoor”
Het gesprek valt even stil. Ik denk: “Dit is mijn kans” en ik doe een poging om te vertrekken, maar helaas.
De NIMDVO, wanhopig klinkend een laatste poging wagend: “Maar wat zou je nou doen als dit je laatste dag op aarde was?”
Ik, op een kat in ’t bakkie toon: “Die is makkelijk: 27 pizza’s vol met gluten eten, de hele Gall & Gall leegzuipen en een fijne opiatenverslaving cultiveren, want hey, YODO! (you only die once – met dank aan klasgenoot José uit Florida)
De NIMDVO, mild geïrriteerd en kortaffigjes: “Goed, dat is misschien te ver vooruit gekeken. Maar wat zou je NU dan het liefste doen?”
Ik, mijn kans grijpend: “Met m’n ass in bed de Fook lezen.”
De NIMDVO, nu echt geïrriteerd: “Jahaa, maar daarnaahaa?”
Ik: “Met m’n ass in bed de Joe-Es Fook lezen. Spieking of witsj, ik moet naar het American Book Center. Fook kopen, met diskaunt. Is die studentenkaart toch nog ergens goed voor. Toedeledokio!”
woensdag 12 november 2014
Komjoenittie - Hoe kom je ervan af?
Disclaimer: gaat u er maar vanuit dat deze post niet over u gaat, zo pasgro ben ik nu ook weer niet. Mocht u desondanks tóch denken dat het over u gaat, tja, dan eh, iets met schoenen en aantrekken.
Hoewel de titel grotendeels een clickbait-y grap is en bovendien een referentie aan de vorige komjoenittie-post, zijn komjoenitties in mijn ervaring een beerput van extreem vermoeiend intermenselijk gezeik.
Ik heb in de afgelopen 20+ jaar deel uitgemaakt van diverse komjoenitties, in grootte variërend van 5 tot zo’n 20 mensen. In 99% van de gevallen ging het als volgt: een min of meer (sommige min, anderen meer) gemotiveerd clubje mensen dat iets gemeenschappelijk heeft, zoekt elkaar op met Een Doel. De eerste meeting is veelbelovend. Maar dan volgt er onherroepelijk een van deze twee scenario’s:
1) het hele clubje dondert na meeting twee als een kaartenhuis in elkaar en dat was het dan, op naar de volgende poging;
of
2) het suddert een poosje met wisselend succes door, waarna de nuttige (lees: actieve) mensen het zinkende schip verlaten en slechts de dode paarden (lees: mensen die zeggen van alles te willen en enthousiast lijken, maar als het puntje bij paaltje komt geen fuck doen) en de dode paarden-trekkers achterblijven. Het is dan afhankelijk van het uithoudingsvermogen van de dode paarden-trekkers hoe lang zo’n clubje nog bij elkaar blijft, en zeker als mensen nog jong en/of idealistisch zijn, kan dat nog best lang duren.
Elk van die komjoenitties had altijd een bepaald aantal ontwrichtende types binnen de gelederen. Hoewel sommige daarvan in elke groep voorkomen, zijn er een aantal specifiek (wannabe)schrijversclubjes-gerelateerd, want dat zijn de komjoenitties waarbinnen ik het grootst mogelijke nutteloze gezeik meegemaakt heb. Echt, met dansers had ik dit soort gemekker nooit, die hadden het te druk met dansen. En met hun eetstoornis. File under: dingen die geen grap zijn.
Maar goed, de types:
Natuurlijk zijn er ook nog de mensen die wél iets willen en wél iets doen. Deze mensen verdwijnen echter meestal vlotjes naar greener pastures (een wél functionerende komjoenittie?), en ik geef ze groot gelijk, want Koppijn komma Splijtende.
Ooit las ik “the difference between friends and community is that community is still there even after it decides it doesn’t like you as a person.” Een prachtige, zeer ware, definitie. Maar net als de schrijfster van die blogspost, heb ik daar geen trek meer in. Na 20+ jaar voornamelijk miskleunen heb ik er het geduld niet meer voor. Tijd ook niet meer trouwens: mijn gezondheid is niet al te best, ik word volgende maand al 39 en ik heb nog zat shit te doen.
Want het continu proberen komjoenitties op te starten kost bakken tijd en energie, met nul komma nul resultaat behalve @#$#@$ frustratie. Tijd en energie die (ziet u een thema?) ik beter in mijn eigen projecten kan steken. Ik ben er namelijk in de loop der jaren achter gekomen dat, uitzonderingen uiteraard daargelaten, DIY (= do it yourself) over het algemeen een gevalletje “do it alone” is.
En toch. Via social media krijg ik met enige regelmaat kijkjes in het leven van anderen die het blijkbaar wél voor elkaar krijgen om een komjoenittie te vinden/samen te stellen van mensen die wél productief zijn en die elkaar wél wederzijds steunen. Ik vraag mij af: hoe krijgen ze dit op “organische” wijze voor elkaar?
Of is dat het hem nou juist, dat het NIET organisch is, dat ze een ballotage hebben? Dat dat verklaart hoe ze een groep van 4 – 5 mensen bij elkaar krijgen waarbij iedereen daadwerkelijk iets doet en waarbij er wederzijdse waardering is, zelfs als men binnen heel verschillende genres of soms zelfs disciplines werkt?
Een groep zonder blaasbalgen, aasgieren, regelneven, talentloze-niet-tegen-kritiek-kunnende-“artistiekelingen”, hufters, half-dode paarden waar je nodeloos lang aan blijft trekken, en natuurlijk zonder de mensen die nog te belazerd zijn om hun tekstje hardop aan zichzelf voor te lezen en daarom gebroddel inleveren waar je als editor twee keer zo lang aan edit dan dat zij er ooit aan geschreven hebben?
Kan dit? Is zo’n komjoenittie mogelijk? En zo ja, hoe kom je tot zo’n groep, hoe filter je prie-emptiflie de ongewenste elementen uit? Hoeveel kikkers moet je kussen voordat je een klein clubje mensen hebt waarbij de neuzen dezelfde kant op staan? Hoe krijg je dit voor elkaar zonder de tijd die je in je eigen werk moet steken dramatisch te kompromaaijsen?
Of heb ik toevallig ontzettend veel pech gehad met de clubjes waar ik in terecht kwam? Of ligt het gewoon aan mij? Is het iets typisch (wannabe)schrijver-gerelateerds? Is het misschien iets typisch Nederlands? Want het valt me op dat de mensen met een (schijnbaar?) functionele komjoenittie altijd Elders zitten, en niet hier in Nederland. Is dat toeval? Of is het allemaal gewoon weer een gevalletje Schijn gecombineerd met een gevalletje “het geregisseerde leven op het internet lijkt altijd charmant”, en heeft iedereen altijd en overal in meer of mindere mate gezeik met hun komjoenittie?
Antwoorden? Ervaringen? Herkenning? Meningen? Protips? Iemand? Help?
De reactiefunctie heeft wat kuren de laatste tijd, mocht u problemen ondervinden met het posten van uw comment, mailt u mij dan even op LogPoes@gmail.com?
Hoewel de titel grotendeels een clickbait-y grap is en bovendien een referentie aan de vorige komjoenittie-post, zijn komjoenitties in mijn ervaring een beerput van extreem vermoeiend intermenselijk gezeik.
Ik heb in de afgelopen 20+ jaar deel uitgemaakt van diverse komjoenitties, in grootte variërend van 5 tot zo’n 20 mensen. In 99% van de gevallen ging het als volgt: een min of meer (sommige min, anderen meer) gemotiveerd clubje mensen dat iets gemeenschappelijk heeft, zoekt elkaar op met Een Doel. De eerste meeting is veelbelovend. Maar dan volgt er onherroepelijk een van deze twee scenario’s:
1) het hele clubje dondert na meeting twee als een kaartenhuis in elkaar en dat was het dan, op naar de volgende poging;
of
2) het suddert een poosje met wisselend succes door, waarna de nuttige (lees: actieve) mensen het zinkende schip verlaten en slechts de dode paarden (lees: mensen die zeggen van alles te willen en enthousiast lijken, maar als het puntje bij paaltje komt geen fuck doen) en de dode paarden-trekkers achterblijven. Het is dan afhankelijk van het uithoudingsvermogen van de dode paarden-trekkers hoe lang zo’n clubje nog bij elkaar blijft, en zeker als mensen nog jong en/of idealistisch zijn, kan dat nog best lang duren.
Elk van die komjoenitties had altijd een bepaald aantal ontwrichtende types binnen de gelederen. Hoewel sommige daarvan in elke groep voorkomen, zijn er een aantal specifiek (wannabe)schrijversclubjes-gerelateerd, want dat zijn de komjoenitties waarbinnen ik het grootst mogelijke nutteloze gezeik meegemaakt heb. Echt, met dansers had ik dit soort gemekker nooit, die hadden het te druk met dansen. En met hun eetstoornis. File under: dingen die geen grap zijn.
Maar goed, de types:
- De Regelneef-types die geen deel uitmaken van de organisatie, maar desondanks direct de hele zooi overnemen en naar hun hand proberen te zetten, terwijl niemand daarop zit te wachten;
- De Blaasbalgen die binnen 5 minuten verkondigen dat zij Echte Schrijvers zijn. Vaak zijn ze minder gaan werken of hebben ze hun baan zelfs opgezegd om aan hun roman (altijd weer die #$@#$@ roman)
te gaan werken. De kaft van hun boek hebben ze al laten ontwerpen, ze gaan “Zeker weten!” de filmrechten verkopen en weten al precies welke acteur welk karakter moet gaan spelen (alsof je daar als auteur ENIGE invloed op hebt) en oh ja, het is, natuurlijk, uiteraard, een trilogie.
Ik geef het toe, de eerste keer dat ik zo’n type tegenkwam was ook ik bruut onder de indruk. Bij nacheck 10 jaar later echter blijkt boek 1 nog steeds niet af. Heel eerlijk gezegd zou het me niets verbazen als Pietje (niet Pietje’s echte naam) eigenlijk nooit aan boek 1 begonnen is, maar uiteraard wel nog steeds zijn blaat blaasbalgt in diverse schrijfgroepjes in Amsterdam en omstreken; - De Aasgieren, die een komjoenittie slechts zien als een afzetmarkt en een plek om je te profileren. Die geen enkele interesse tonen voor de mensen om zich heen, behalve voor de Blaasbalgen, waarvan ze denken dat die “beter” zijn dan zij en waarvan ze hopen dat die ze vooruit zullen helpen. Iedereen die geen Blaasbalg is, wordt, ongeacht wie ze zijn en wat ze doen, volautomatisch gedegradeerd tot dom klootjesvolk dat alleen geschikt is als klapvee.
Voorbeeldje: de Aasgieren laten op semi-agressieve wijze weten te verwachten dat ik voor 20+ euro hun ongeedite woordenbrij aanschaf, maar zijn zelf zéker niet van plan om ook maar twee pleuri mijn kant op te dirigeren voor een van mijn zines. Dan is het plots stiiil aan de overkant.
Dit zijn ook de types die denken dat een komjoenittie een nutsvoorziening is, iets wat door anderen in stand gehouden wordt en waar ze dan tig jaar later, als ze weer eens wat te slijten hebben, weer bij aan kunnen haken. Om dan enorm verbaasd te zijn dat dat zo niet werkt; - De types die om “ongezouten kritiek” vragen, maar bij de eerste vriendelijke constructieve opmerking al tegen het plafond slaan en beginnen te jammeren over artistic integrity. Tuurlijk joh, onbegrijpelijk non sequitur gebrabbel in Dunglish, vol dubbele spaties, gebrekkige grammatica en knoerten van spelfouten is heel artistiek.
En dan dat eeuwige “Ik kan me het best in het Engels uitdrukken” – Als je daadwerkelijk denkt je het best te kunnen uitdrukken in een taal die je overduidelijk zelfs niet op basisniveau beheerst, moet je misschien maar gewoon je kop houden. Nee, soms ben ik niet aardig; - De Hufter (m/v/anders: [vul in]) waar iedereen acuut een hekel aan heeft, maar waar niemand “Rot op!” tegen durft te zeggen. Echt, als er ooit een moment was om die sketch van Hans Teeuwen over “mijn vrienden zijn naar een ander café gegaan, maar nu willen ze me niet zeggen waar dat is” in praktijk te brengen, dan zou dit het zijn. Maar dat gebeurt dus nooit, gek genoeg.
Natuurlijk zijn er ook nog de mensen die wél iets willen en wél iets doen. Deze mensen verdwijnen echter meestal vlotjes naar greener pastures (een wél functionerende komjoenittie?), en ik geef ze groot gelijk, want Koppijn komma Splijtende.
Ooit las ik “the difference between friends and community is that community is still there even after it decides it doesn’t like you as a person.” Een prachtige, zeer ware, definitie. Maar net als de schrijfster van die blogspost, heb ik daar geen trek meer in. Na 20+ jaar voornamelijk miskleunen heb ik er het geduld niet meer voor. Tijd ook niet meer trouwens: mijn gezondheid is niet al te best, ik word volgende maand al 39 en ik heb nog zat shit te doen.
Want het continu proberen komjoenitties op te starten kost bakken tijd en energie, met nul komma nul resultaat behalve @#$#@$ frustratie. Tijd en energie die (ziet u een thema?) ik beter in mijn eigen projecten kan steken. Ik ben er namelijk in de loop der jaren achter gekomen dat, uitzonderingen uiteraard daargelaten, DIY (= do it yourself) over het algemeen een gevalletje “do it alone” is.
En toch. Via social media krijg ik met enige regelmaat kijkjes in het leven van anderen die het blijkbaar wél voor elkaar krijgen om een komjoenittie te vinden/samen te stellen van mensen die wél productief zijn en die elkaar wél wederzijds steunen. Ik vraag mij af: hoe krijgen ze dit op “organische” wijze voor elkaar?
Of is dat het hem nou juist, dat het NIET organisch is, dat ze een ballotage hebben? Dat dat verklaart hoe ze een groep van 4 – 5 mensen bij elkaar krijgen waarbij iedereen daadwerkelijk iets doet en waarbij er wederzijdse waardering is, zelfs als men binnen heel verschillende genres of soms zelfs disciplines werkt?
Een groep zonder blaasbalgen, aasgieren, regelneven, talentloze-niet-tegen-kritiek-kunnende-“artistiekelingen”, hufters, half-dode paarden waar je nodeloos lang aan blijft trekken, en natuurlijk zonder de mensen die nog te belazerd zijn om hun tekstje hardop aan zichzelf voor te lezen en daarom gebroddel inleveren waar je als editor twee keer zo lang aan edit dan dat zij er ooit aan geschreven hebben?
Kan dit? Is zo’n komjoenittie mogelijk? En zo ja, hoe kom je tot zo’n groep, hoe filter je prie-emptiflie de ongewenste elementen uit? Hoeveel kikkers moet je kussen voordat je een klein clubje mensen hebt waarbij de neuzen dezelfde kant op staan? Hoe krijg je dit voor elkaar zonder de tijd die je in je eigen werk moet steken dramatisch te kompromaaijsen?
Of heb ik toevallig ontzettend veel pech gehad met de clubjes waar ik in terecht kwam? Of ligt het gewoon aan mij? Is het iets typisch (wannabe)schrijver-gerelateerds? Is het misschien iets typisch Nederlands? Want het valt me op dat de mensen met een (schijnbaar?) functionele komjoenittie altijd Elders zitten, en niet hier in Nederland. Is dat toeval? Of is het allemaal gewoon weer een gevalletje Schijn gecombineerd met een gevalletje “het geregisseerde leven op het internet lijkt altijd charmant”, en heeft iedereen altijd en overal in meer of mindere mate gezeik met hun komjoenittie?
Antwoorden? Ervaringen? Herkenning? Meningen? Protips? Iemand? Help?
De reactiefunctie heeft wat kuren de laatste tijd, mocht u problemen ondervinden met het posten van uw comment, mailt u mij dan even op LogPoes@gmail.com?
woensdag 15 oktober 2014
De niet schrijvende schrijver
In mijn blogpost over de afspreekmalaise kondigde ik het al aan: een blogpost over mensen die zich schrijver wanen, en al honderd jaar overal verkondigen “bezig te zijn met een roman”, zonder ooit een letter op papier te hebben gezet. Nu is dat op zich niets nieuws, dit soort mensen kom ik (helaas) mijn hele leven al tegen, maar de mate waarin ik ze in de afgelopen jaren tegenkom is werkelijk ex-po-nen-tieel toegenomen.
Vroegâh waren het vooral mannen die dit soort geblaat blaatten, maar zoals ik ook steeds vaker vrouwen tegenkom die mansplainen (geweldig artikel, absoluut lezen!), kom ik ook steeds vaker vrouwen tegen die blaten over hun “roman”. *roept luid: “DAT is niet de bedoeling van het feminisme, mensen!”*
Wacht, ik zeg het verkeerd: ze blaten niet over hun roman, ze blaten over dat ze “een roman gaan schrijven”. Operative word: gaan. Als je dan doorvraagt, blijkt dat de schrijver in kwestie nog geen aantekening op papier heeft gezet, niet eens losjes research heeft gedaan en eigenlijk ook geen enkel idee heeft van een verhaal. Als je dan vraagt wat ze verder schrijven of geschreven hebben, dan blijkt dat niets te zijn. Nul komma nul, nada. Schrijvers die niet schrijven en ook nooit geschreven hebben. Hoogst interessant.
Overigens is mijn definitie van schrijver helemaal niet strikt: als je met enige regelmaat schrijft, ben je schrijver. Ja, ook als dat poëtische boodschappenbriefjes zijn, ik ben niet zo moeilijk. Het is ook niet dat ik vind dat “schrijver” een beschermde titel moet worden, mensen mogen lekker claimen wat ze willen, maar ik vind het gewoon vreemd. Waarom zou je iets willen claimen wat op geen enkele wijze op je van toepassing is?
Blijkbaar is er iets specifieks aan “schrijver”, wat bijvoorbeeld “loodgieter” niet heeft. Want wees nou eerlijk: als u ooit in 2002 een keer een ringetje in uw kraan vervangen heeft, dan noemt u zich ook niet direct loodgieter, toch? Althans, ik ben nog nooit iemand tegengekomen die dat doet. Als je nooit danst, zelfs niet in je eentje in je woonkamer, dan noem je jezelf toch ook geen danser? Of wel? Ik bedoel, ik heb in 2008 in Madeira een uiterst steile bergwandeling gemaakt, moet ik nu “bergbeklimmer” aan mijn bio toevoegen? Nee toch?
Wat is er toch zo aantrekkelijk aan jezelf schrijver noemen? Is het de mythe van de getormenteerde artiest? Een vrijbrief om lekker stevig te zuipen? Staat het intellectueel? Scoor je makkelijker chickies (m/v/anders: [vul in])? Of snap ik gewoon niet hoe interessanterig uit je nek lopen zwammen in cafés werkt, en komt (geen van) mijn carrière(s) daarom al 20+ jaar niet van de grond? Kunt u om mijn fragiele ego te sparen niet collectief hard “Ja!” roepen nu? Dank u.
En nog even over die roman: waarom is het ALTIJD een roman? Het is nooit een kort verhaal, een blogpost, een zine, een poëziebundel, een filmscript, een toneelstuk, of een novelle. Altijd een roman. Alsof er geen enkele andere literaire vorm bestaat.
Waar dit soortposeurs types vroeger alleen in niet-schrijfgerelateerde omgevingen ergens aan de toog hun bla bla verspreidden, kom ik ze de laatste jaren zelfs tegen in (blijkbaar wannabe)schrijverscommunities. En dat is het punt waarop het voor mij stomvervelend wordt: ik ga naar zo’n bijeenkomst met een specifiek doel, namelijk medeschrijvers ontmoeten. Al die niet-schrijvende schrijvers zijn heus hartstikke aardige mensen, maar zo’n bijeenkomst schiet dan voor mij in ieder geval zijn doel volkomen voorbij. Ik ben er dan ook maar mee gekapt, met dit soort “schrijvers”bijeenkomsten, want kletsgesprekjes over alles behalve schrijven kan ik ook bij de bushalte voeren.
Over (het gezeik binnen) komjoenitties volgt volgende maand ergens een post, maar voor nu ben ik vooral benieuwd of u dit herkent? Bent u ook een schrijvende mens die continu niet-schrijvende schrijvers tegenkomt? Hoe gaat u daar (niet) mee om? Bent u misschien zelf een niet-schrijvende schrijver? Waarom claimt u iets te zijn wat u eigenlijk helemaal niet bent? Komt u soms ook wel eens op loodgieterconventies of trekt u daar een grens? Uiteraard zijn alle reacties en theorieën van iedereen welkom in het reactievak. Want zo all-inclusive ben ik dan ook wel weer.
Vroegâh waren het vooral mannen die dit soort geblaat blaatten, maar zoals ik ook steeds vaker vrouwen tegenkom die mansplainen (geweldig artikel, absoluut lezen!), kom ik ook steeds vaker vrouwen tegen die blaten over hun “roman”. *roept luid: “DAT is niet de bedoeling van het feminisme, mensen!”*
Wacht, ik zeg het verkeerd: ze blaten niet over hun roman, ze blaten over dat ze “een roman gaan schrijven”. Operative word: gaan. Als je dan doorvraagt, blijkt dat de schrijver in kwestie nog geen aantekening op papier heeft gezet, niet eens losjes research heeft gedaan en eigenlijk ook geen enkel idee heeft van een verhaal. Als je dan vraagt wat ze verder schrijven of geschreven hebben, dan blijkt dat niets te zijn. Nul komma nul, nada. Schrijvers die niet schrijven en ook nooit geschreven hebben. Hoogst interessant.
Overigens is mijn definitie van schrijver helemaal niet strikt: als je met enige regelmaat schrijft, ben je schrijver. Ja, ook als dat poëtische boodschappenbriefjes zijn, ik ben niet zo moeilijk. Het is ook niet dat ik vind dat “schrijver” een beschermde titel moet worden, mensen mogen lekker claimen wat ze willen, maar ik vind het gewoon vreemd. Waarom zou je iets willen claimen wat op geen enkele wijze op je van toepassing is?
Blijkbaar is er iets specifieks aan “schrijver”, wat bijvoorbeeld “loodgieter” niet heeft. Want wees nou eerlijk: als u ooit in 2002 een keer een ringetje in uw kraan vervangen heeft, dan noemt u zich ook niet direct loodgieter, toch? Althans, ik ben nog nooit iemand tegengekomen die dat doet. Als je nooit danst, zelfs niet in je eentje in je woonkamer, dan noem je jezelf toch ook geen danser? Of wel? Ik bedoel, ik heb in 2008 in Madeira een uiterst steile bergwandeling gemaakt, moet ik nu “bergbeklimmer” aan mijn bio toevoegen? Nee toch?
Wat is er toch zo aantrekkelijk aan jezelf schrijver noemen? Is het de mythe van de getormenteerde artiest? Een vrijbrief om lekker stevig te zuipen? Staat het intellectueel? Scoor je makkelijker chickies (m/v/anders: [vul in])? Of snap ik gewoon niet hoe interessanterig uit je nek lopen zwammen in cafés werkt, en komt (geen van) mijn carrière(s) daarom al 20+ jaar niet van de grond? Kunt u om mijn fragiele ego te sparen niet collectief hard “Ja!” roepen nu? Dank u.
En nog even over die roman: waarom is het ALTIJD een roman? Het is nooit een kort verhaal, een blogpost, een zine, een poëziebundel, een filmscript, een toneelstuk, of een novelle. Altijd een roman. Alsof er geen enkele andere literaire vorm bestaat.
Waar dit soort
Over (het gezeik binnen) komjoenitties volgt volgende maand ergens een post, maar voor nu ben ik vooral benieuwd of u dit herkent? Bent u ook een schrijvende mens die continu niet-schrijvende schrijvers tegenkomt? Hoe gaat u daar (niet) mee om? Bent u misschien zelf een niet-schrijvende schrijver? Waarom claimt u iets te zijn wat u eigenlijk helemaal niet bent? Komt u soms ook wel eens op loodgieterconventies of trekt u daar een grens? Uiteraard zijn alle reacties en theorieën van iedereen welkom in het reactievak. Want zo all-inclusive ben ik dan ook wel weer.
woensdag 17 september 2014
Afspreekmalaise
Jawel, lieve mensen, het is weer tijd voor een terugkerend thema hier op LogPoes: intermenselijk contact en het - voor mij onbegrijpelijke - nodeloze gezeik dat daar blijkbaar bij komt kijken. Vandaag wil ik het eens hebben over mensen en afspreken, want het volgende is me dit jaar nu al diverse keren overkomen:
Tijdens een bijeenkomst raak ik met iemand aan de praat. Want ondanks dat ik zowel extreem introvert als een ontiegelijke aso ben (en een special snowflake natuurlijk), ben ik prima in staat een gesprek te voeren als ik dan toch ergens Uithuizig ben. Tot zover bla bla gezellig. Na afloop zegt de ander “We moeten eens iets afspreken!” Hoewel zelfs ik weet dat “we moeten eens iets afspreken” tegenwoordig in 99,999% van de gevallen een idiomatische uitdrukking is die “ik vond het gezellig” betekent, wisselen we voor de vorm telefoonnummers uit.
Wat mij betreft zou deze schertsvertoning achterwege gelaten kunnen worden, want “Nog een fijne avond en wellicht tot ziens!” vind ik zelf een prima manier om afscheid te nemen van een nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende. Op dat moment echter “Nee joh, laat maar zitten dat nummer, want we gaan elkaar toch nooit bellen” zeggen vind ik dan weer te lomp.
Ik leef rustig verder, maar dan – bliep bliep – een berichtje. Of ik wil afspreken. Ok, dat had ik niet verwacht, maar eh, tja, prima. Ik bedoel, het vorige gesprek was best gezellig en waarom niet? Ik mag dan wel een aso zijn, maar ik wil niet elk contact bij voorbaat al dichttikken. Vrienden van nu waren ooit ook onbekenden tenslotte. Dus ik zeg “Prima! Waar zien we elkaar?”
En dan gaat het mis: het blijft maandenlang stil. Tegen de tijd dat ik er nauwelijks meer aan denk, stuurt diezelfde persoon, uit het niets en zonder enige uitleg of excuses, weer een afspraakverzoek. Waarna weer Totale Stilte volgt. Rinse, lather, repeat. Als er wél direct een tijd en locatie afgesproken wordt, wordt de afspraak vervolgens minstens 3 keer om allerlei kulredenen gerieskedjuult, en komt er uiteindelijk nooit van. En DAT, lieve mensen, vind ik nou gruwelijk irritant.
Ik vind het gruwelijk irritant dat ik voor Piet Snot tijd en ruimte in mijn hoofd en in mijn agenda inplan. Tijd en ruimte die ik ook aan andere mensen (inclusief mezelf) en andere dingen had kunnen besteden. Zo’n “afspraak” blijft maandenlang op stand by hangen. Lees: de Bufferzone-eekhoorn piept continu “Afspraak! Afspraak! Afspraak!” en dat vreet energie. Getuige dit filmpje ben ik overigens niet de enige die afspreekmalaise meemaakt en er zich wild aan ergert.
Daarbij komt dat ik me drie slagen in de rondte twijfel en weifel over op welk punt ik het moet afkappen: na de eerste verzetting? De derde? De vijfde? Wat is het protocol bij mensen die je nauwelijks kent? Hoeveel kansen moet je een nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende geven om tot één simpele theedrinkafspraak te komen? Een theedrinkafspraak waar ik tegen die tijd eigenlijk al lang geen trek meer in heb, want een moeizaam begin is in mijn ervaring misschien geen garantie voor, maar vaak wel een enorm goede indicatie van, een moeizaam vervolg van een contact. En ik ben ondertussen wel meer dan klaar met moeizame contacten.
Waarom zijn deze mensen niet in staat om hun afspraken met mij na te komen? Op hun werk/studie verschijnen ze wel op tijd en ook bij hun kapper of tandarts, want die brengen een niet nagekomen afspraak gewoon in rekening. En terecht.
“Je moet ook niet teveel verwachten van mensen” heb ik ooit gehoord. Mijn standaardantwoord daarop is: “Waarom eigenlijk niet?” Maar wise ass-ness aside, sinds wanneer is verwachten dat iemand zich aan door hunzelf geïnitieerde afspraken houdt, al “teveel verwachten”? Moet ik als iemand voorstelt om op dinsdag om 12:00 uur af te spreken, er maar meteen vanuit gaan dat die afspraak toch niet doorgaat? Dat is toch raar? Waarom maken deze mensen afspraken met mij als ze toch niet van plan zijn ze na te komen?
The Big Kahuna is ervan overtuigd dat dit mensen zijn die van hun therapeut de opdracht hebben gekregen een afpraakje te maken met een wildvreemde, en die vervolgens niet meer durven te gaan. Zelf vermoed ik dat het een combinatie is van onderstaande zaken:
Feit is, dat mijn irritatiegrens bereikt en overschreden is. Dus toen ik laatst op een ochtend weer eens een afspraak-verzet-berichtje van zo’n moeizamerd kreeg, kon ik de sarcastische pasgro niet langer onderdrukken: “Nee, sorry, dat gaat niet, want dan vertrek ik naar Barbados”. Ja, soms ben ik niet aardig. Uit het enthousiaste “Wat leuk en hoe lang?”-antwoord bleek dat de hint niet gevat werd. Helaas. Ik heb overigens wel ontzettend veel lol gehad met het uitgebreid researchen van alle ins en outs van Barbados, want da’s best een leutig eilandje. *roept “Clark, inpakken, we gaan verhuizen!”*
Mocht u dit soort gedrag herkennen en enig idee hebben waarom mensen dit doen, dan mag u dat in het reactievak mikken. Wilde theorieën over aliens en de Illuminati zijn uiteraard ook welkom, want hoe maller de thie-oh-rieh, hoe meer leut. :-D
Tijdens een bijeenkomst raak ik met iemand aan de praat. Want ondanks dat ik zowel extreem introvert als een ontiegelijke aso ben (en een special snowflake natuurlijk), ben ik prima in staat een gesprek te voeren als ik dan toch ergens Uithuizig ben. Tot zover bla bla gezellig. Na afloop zegt de ander “We moeten eens iets afspreken!” Hoewel zelfs ik weet dat “we moeten eens iets afspreken” tegenwoordig in 99,999% van de gevallen een idiomatische uitdrukking is die “ik vond het gezellig” betekent, wisselen we voor de vorm telefoonnummers uit.
Wat mij betreft zou deze schertsvertoning achterwege gelaten kunnen worden, want “Nog een fijne avond en wellicht tot ziens!” vind ik zelf een prima manier om afscheid te nemen van een nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende. Op dat moment echter “Nee joh, laat maar zitten dat nummer, want we gaan elkaar toch nooit bellen” zeggen vind ik dan weer te lomp.
Ik leef rustig verder, maar dan – bliep bliep – een berichtje. Of ik wil afspreken. Ok, dat had ik niet verwacht, maar eh, tja, prima. Ik bedoel, het vorige gesprek was best gezellig en waarom niet? Ik mag dan wel een aso zijn, maar ik wil niet elk contact bij voorbaat al dichttikken. Vrienden van nu waren ooit ook onbekenden tenslotte. Dus ik zeg “Prima! Waar zien we elkaar?”
En dan gaat het mis: het blijft maandenlang stil. Tegen de tijd dat ik er nauwelijks meer aan denk, stuurt diezelfde persoon, uit het niets en zonder enige uitleg of excuses, weer een afspraakverzoek. Waarna weer Totale Stilte volgt. Rinse, lather, repeat. Als er wél direct een tijd en locatie afgesproken wordt, wordt de afspraak vervolgens minstens 3 keer om allerlei kulredenen gerieskedjuult, en komt er uiteindelijk nooit van. En DAT, lieve mensen, vind ik nou gruwelijk irritant.
Ik vind het gruwelijk irritant dat ik voor Piet Snot tijd en ruimte in mijn hoofd en in mijn agenda inplan. Tijd en ruimte die ik ook aan andere mensen (inclusief mezelf) en andere dingen had kunnen besteden. Zo’n “afspraak” blijft maandenlang op stand by hangen. Lees: de Bufferzone-eekhoorn piept continu “Afspraak! Afspraak! Afspraak!” en dat vreet energie. Getuige dit filmpje ben ik overigens niet de enige die afspreekmalaise meemaakt en er zich wild aan ergert.
Daarbij komt dat ik me drie slagen in de rondte twijfel en weifel over op welk punt ik het moet afkappen: na de eerste verzetting? De derde? De vijfde? Wat is het protocol bij mensen die je nauwelijks kent? Hoeveel kansen moet je een nauwelijks-iets-meer-dan-volslagen-onbekende geven om tot één simpele theedrinkafspraak te komen? Een theedrinkafspraak waar ik tegen die tijd eigenlijk al lang geen trek meer in heb, want een moeizaam begin is in mijn ervaring misschien geen garantie voor, maar vaak wel een enorm goede indicatie van, een moeizaam vervolg van een contact. En ik ben ondertussen wel meer dan klaar met moeizame contacten.
“Je moet ook niet teveel verwachten van mensen” heb ik ooit gehoord. Mijn standaardantwoord daarop is: “Waarom eigenlijk niet?” Maar wise ass-ness aside, sinds wanneer is verwachten dat iemand zich aan door hunzelf geïnitieerde afspraken houdt, al “teveel verwachten”? Moet ik als iemand voorstelt om op dinsdag om 12:00 uur af te spreken, er maar meteen vanuit gaan dat die afspraak toch niet doorgaat? Dat is toch raar? Waarom maken deze mensen afspraken met mij als ze toch niet van plan zijn ze na te komen?
The Big Kahuna is ervan overtuigd dat dit mensen zijn die van hun therapeut de opdracht hebben gekregen een afpraakje te maken met een wildvreemde, en die vervolgens niet meer durven te gaan. Zelf vermoed ik dat het een combinatie is van onderstaande zaken:
- FOMO. Alle opties open willen houden en op het laatste moment toch andere prioriteiten stellen;
- Een overvol schema hebben en/of niet kunnen plannen;
- Het goeie oude “het idee/concept leuker vinden dan de daadwerkelijke uitvoering”. U weet wel, net als al die mensen die zich schrijver wanen, en al honderd jaar overal verkondigen “bezig te zijn met een roman” zonder ooit een letter op papier te hebben gezet. Maar dat is voer voor een andere blogpost.
Feit is, dat mijn irritatiegrens bereikt en overschreden is. Dus toen ik laatst op een ochtend weer eens een afspraak-verzet-berichtje van zo’n moeizamerd kreeg, kon ik de sarcastische pasgro niet langer onderdrukken: “Nee, sorry, dat gaat niet, want dan vertrek ik naar Barbados”. Ja, soms ben ik niet aardig. Uit het enthousiaste “Wat leuk en hoe lang?”-antwoord bleek dat de hint niet gevat werd. Helaas. Ik heb overigens wel ontzettend veel lol gehad met het uitgebreid researchen van alle ins en outs van Barbados, want da’s best een leutig eilandje. *roept “Clark, inpakken, we gaan verhuizen!”*
Mocht u dit soort gedrag herkennen en enig idee hebben waarom mensen dit doen, dan mag u dat in het reactievak mikken. Wilde theorieën over aliens en de Illuminati zijn uiteraard ook welkom, want hoe maller de thie-oh-rieh, hoe meer leut. :-D
vrijdag 8 augustus 2014
Summer Bloggin' Dag 39: Raar gedrag
Zoals u weet, is intermenselijk contact in mijn leven met enige regelmaat een bron van extreem gedoe, en vaak ook een bron van ergernis en totaal onbegrip.
Ik hoopte altijd dat, als ik maar ouder zou worden, ik automatisch meer inzicht zou krijgen in het gedrag van anderen, maar helaas lijkt het erop dat hoe ouder ik word en hoe meer ik meemaak, hoe minder ik ervan snap. Desondanks blijf ik stug proberen enige logica te ontdekken in voor mij volkomen onbegrijpelijk gedrag.
Daarom wil ik het vandaag eens hebben over de Enorm Stellige Wispeltuur. U kent ze misschien wel, die types die continu en ongevraagd enorm stellig beweren dat ze iets nooooooooooit (meer) gaan doen, dat iedereen die het wél doet stom, dom en achterlijk is en geen principes heeft. Dit kan gaan om zaken zoals kinderen (“Ik haaaat die vieze strontbonken!”), een Facebook nemen (“Vreeeselijk!”), weer met Miepje praten (“Noooit meeeer!”), op kampeervakantie gaan (“Paupervolk!”), gehaktballen eten (“Mooord!”), krijgt u een beeld?
Sowieso zijn dat soort mensen al dodelijk vermoeiend, want leven en laten leven, mensen. Wil je geen kinderen? Nou, wees blij dat dat tegenwoordig kan, niets zo verdrietig als ongewenste kinderen. Wil je geen Facebook? Ik ook niet. Ik heb er dan ook geen, zoals ik ook niet kampeer en ook geen vlees eet. Hoeft verder niemand last van te hebben.
Tot zover vermoeiend en irritant, maar nog te volgen. Maar dan komt het punt waarop ik de logica volledig bijster raak: de Enorm Stellige Wispeltuur die op maandag nog enorm stellig anti-Facebook/Miepje/kamperen/vlees/kinderen was, verkondigt op dinsdag blij “Eindelijk een Feesboek!” te hebben, weer BFF’s te zijn met Miepje (“Me Skatje!”), “Fijjjjn!” te gaan kamperen, terwijl ze een “Hmm, lekkuuur!” gehakballetje eet. En ja, “Hai! Ik ben zwanger en wuh sijn dur sooooh blaaai meeeeh!” heb ik ook wel eens meegemaakt. En waag het niet verrast of verbaasd te zijn, laat staan te vragen waar deze plotselinge omslag vandaan komt, want dan krijg je een kribbige of zelfs agressieve reactie.
Dit vind ik dus raar gedrag.
Natuurlijk mag iemand van mening veranderen, zo heb ik nu ook een smartphone, na er jarenlang geen gewild te hebben. En het leven zonder kat bleek dusdanig geen kat aan dat Clark hier nu woont. Maar ik heb dan ook nooit beweerd dat mensen met een smartphone grote asociale idioten zijn of dat katten kut zijn. Waar komt toch die vreemde stelligheid vandaan? Wat is er mis met “dit is niet voor mij, maar you do you”?
Er zal vast wel iemand komen met de “het is een gevalletje ‘The lady doth protest too much, methinks’” uitleg, maar kom op mensen, na de middelbare school (karaktertechnisch ook niet mijn beste tijd – understatement van de eeuw) zijn we daar toch wel een beetje overheen gegroeid? Ik zou mezelf niet meer serieus kunnen nemen als ik op maandag stellig zou beweren dat ik honden haat (doe ik niet, slechts een voorbeeld) en op dinsdag een “Oeh! Puppy!” zou aanschaffen. En als ik dat wel zou doen, dan zou ik begrijpen dat andere mensen hierover verrast of verbaasd zouden zijn, en daar vragen over zouden stellen.
Hoe meer ik erover nadenk, hoe curieuzer ik het hierboven beschreven gedrag vind. Hypocriet ook, en onbetrouwbaar. Want ruim volwassen mensen die plots als een blad aan een boom omslaan wat betreft hun luid verkondigde “principes”, kunnen ook van de ene op de andere dag zonder opgaaf van reden besluiten dat ik plots de stomste stommerd ben die ooit gestomd heeft. En ja, dat is mij in het verleden al eens precies zo overkomen, wat maakt dat ik veel moeite heb dit type mens serieus te nemen, laat staan te vertrouwen.
Maar goed, mijn trust issues aside, nu de tempeh vraag: waarom doen mensen dit? Mocht u een antwoord hierop hebben, dan kunt u die in het reactievakje mikken. Ik ben u bij voorbaat al uiterst dankbaar!
Ik hoopte altijd dat, als ik maar ouder zou worden, ik automatisch meer inzicht zou krijgen in het gedrag van anderen, maar helaas lijkt het erop dat hoe ouder ik word en hoe meer ik meemaak, hoe minder ik ervan snap. Desondanks blijf ik stug proberen enige logica te ontdekken in voor mij volkomen onbegrijpelijk gedrag.
Daarom wil ik het vandaag eens hebben over de Enorm Stellige Wispeltuur. U kent ze misschien wel, die types die continu en ongevraagd enorm stellig beweren dat ze iets nooooooooooit (meer) gaan doen, dat iedereen die het wél doet stom, dom en achterlijk is en geen principes heeft. Dit kan gaan om zaken zoals kinderen (“Ik haaaat die vieze strontbonken!”), een Facebook nemen (“Vreeeselijk!”), weer met Miepje praten (“Noooit meeeer!”), op kampeervakantie gaan (“Paupervolk!”), gehaktballen eten (“Mooord!”), krijgt u een beeld?
Sowieso zijn dat soort mensen al dodelijk vermoeiend, want leven en laten leven, mensen. Wil je geen kinderen? Nou, wees blij dat dat tegenwoordig kan, niets zo verdrietig als ongewenste kinderen. Wil je geen Facebook? Ik ook niet. Ik heb er dan ook geen, zoals ik ook niet kampeer en ook geen vlees eet. Hoeft verder niemand last van te hebben.
Tot zover vermoeiend en irritant, maar nog te volgen. Maar dan komt het punt waarop ik de logica volledig bijster raak: de Enorm Stellige Wispeltuur die op maandag nog enorm stellig anti-Facebook/Miepje/kamperen/vlees/kinderen was, verkondigt op dinsdag blij “Eindelijk een Feesboek!” te hebben, weer BFF’s te zijn met Miepje (“Me Skatje!”), “Fijjjjn!” te gaan kamperen, terwijl ze een “Hmm, lekkuuur!” gehakballetje eet. En ja, “Hai! Ik ben zwanger en wuh sijn dur sooooh blaaai meeeeh!” heb ik ook wel eens meegemaakt. En waag het niet verrast of verbaasd te zijn, laat staan te vragen waar deze plotselinge omslag vandaan komt, want dan krijg je een kribbige of zelfs agressieve reactie.
Dit vind ik dus raar gedrag.
Natuurlijk mag iemand van mening veranderen, zo heb ik nu ook een smartphone, na er jarenlang geen gewild te hebben. En het leven zonder kat bleek dusdanig geen kat aan dat Clark hier nu woont. Maar ik heb dan ook nooit beweerd dat mensen met een smartphone grote asociale idioten zijn of dat katten kut zijn. Waar komt toch die vreemde stelligheid vandaan? Wat is er mis met “dit is niet voor mij, maar you do you”?
Er zal vast wel iemand komen met de “het is een gevalletje ‘The lady doth protest too much, methinks’” uitleg, maar kom op mensen, na de middelbare school (karaktertechnisch ook niet mijn beste tijd – understatement van de eeuw) zijn we daar toch wel een beetje overheen gegroeid? Ik zou mezelf niet meer serieus kunnen nemen als ik op maandag stellig zou beweren dat ik honden haat (doe ik niet, slechts een voorbeeld) en op dinsdag een “Oeh! Puppy!” zou aanschaffen. En als ik dat wel zou doen, dan zou ik begrijpen dat andere mensen hierover verrast of verbaasd zouden zijn, en daar vragen over zouden stellen.
Hoe meer ik erover nadenk, hoe curieuzer ik het hierboven beschreven gedrag vind. Hypocriet ook, en onbetrouwbaar. Want ruim volwassen mensen die plots als een blad aan een boom omslaan wat betreft hun luid verkondigde “principes”, kunnen ook van de ene op de andere dag zonder opgaaf van reden besluiten dat ik plots de stomste stommerd ben die ooit gestomd heeft. En ja, dat is mij in het verleden al eens precies zo overkomen, wat maakt dat ik veel moeite heb dit type mens serieus te nemen, laat staan te vertrouwen.
Maar goed, mijn trust issues aside, nu de tempeh vraag: waarom doen mensen dit? Mocht u een antwoord hierop hebben, dan kunt u die in het reactievakje mikken. Ik ben u bij voorbaat al uiterst dankbaar!
dinsdag 15 april 2014
Wat aanvullende gedachten gevolgd door leutigheid
Hoewel het natuurlijk volkomen tegen het principe van “drop the mic” ingaat, namelijk dat je gezegd hebt wat je te zeggen hebt en klaar, wil ik toch nog even kort op mijn vorige post terugkomen voordat ik verder ga met leutigheid aan het einde van deze post. Ik heb de afgelopen dagen nog wat meer over nagedacht waarom ik zo ontzettend de pieps krijg van het hele jaloers-gedoe en kwam tot leutige conclusies.
Ik ben opgegroeid als kunstschaats- en balletmiep en in tegenstelling tot wat films als Black Swan je willen doen geloven, is de onderlinge "gunfactor" tussen schaatsers en dansers ENORM. Tegen iemand zeggen dat je jaloers bent, zou binnen die cultuur gelijk staan aan een openlijke verklaring van vijandschap, “Mean-Girls-burn-book/ik-steek-thuis-naalden-in-je-foto”-style. En gezien het feit dat ook je gedrag naast de baan/buiten de zaal invloed heeft op je carrière, laat je dit soort gedrag wel uit je hoofd zelfs ALS je het liefst zou willen dat je concurrent ontplofte. Al was het maar uit professionele overwegingen.
Daarnaast Nederlands mijn tweede taal en ik ben daarom redelijk “woordenboekvast”. Uit de comments en ook uit gesprekken met anderen blijkt namelijk, dat (bijna) niemand meer het “en dat gun ik je niet”-deel van ‘jaloers’ “voelt” of bedoelt. Ook is het interessant om te zien dat mensen een duidelijk verschil “voelen” tussen ‘jaloers zijn’, ‘benijden’ en ‘afgunstig zijn’, terwijl mijn vriend Van Dale er redelijk unaniem over is: het zijn synoniemen.
En bovendien ben ik natuurlijk een special snowflake die het allemaal alleen maar for the applause doet en dat veel te weinig krijgt de afgelopen 3 jaar, zéker verhoudingsgewijs, en het dus slecht trekt als vlak na een prestatie/mijlpaal niet alles om “ME! ME! ME!” draait. *roept luid “AAANDAAACHT!!!”* Diva-gedrag? Yup! Maar ik ben tenminste geen pasgro die kutopmerkingen als complimenten probeert te verkopen. Hey, dit is zo'n zin waar een passief-agressief-knipoogje achter past! :-D
Maar goed, ik ben eruit: “ik ben jaloers” = “dat wil ik ook” en “dat wil ik ook” = “gefeliciteerd, wat leuk voor je”*. Dat verklaart ook meteen die wollige blikken als ik mensen die zeggen “dat wil ik ook” uit probeer te leggen hoe ze het ook kunnen krijgen, want dat is dus niet de bedoeling. Communicatie is een moeizame business, da's duidelijk.
Ok, de leutigheid:
Een blogpost (in het Engels) over hoe mijn creative writing les verlopen is
En, hoeveel seconden kon u stil blijven zitten?
*Het wachten is nu op iemand die een verhandeling schrijft over dat het feit dat “dat wil ik ook (hebben)” tegenwoordig “gefeliciteerd” betekent en misschien ook omgekeerd(?), betekent dat we het toppunt van kapitalisme bereikt hebben. Of zoiets. *gaat verder met de Funky Chicken*
Ik ben opgegroeid als kunstschaats- en balletmiep en in tegenstelling tot wat films als Black Swan je willen doen geloven, is de onderlinge "gunfactor" tussen schaatsers en dansers ENORM. Tegen iemand zeggen dat je jaloers bent, zou binnen die cultuur gelijk staan aan een openlijke verklaring van vijandschap, “Mean-Girls-burn-book/ik-steek-thuis-naalden-in-je-foto”-style. En gezien het feit dat ook je gedrag naast de baan/buiten de zaal invloed heeft op je carrière, laat je dit soort gedrag wel uit je hoofd zelfs ALS je het liefst zou willen dat je concurrent ontplofte. Al was het maar uit professionele overwegingen.
Daarnaast Nederlands mijn tweede taal en ik ben daarom redelijk “woordenboekvast”. Uit de comments en ook uit gesprekken met anderen blijkt namelijk, dat (bijna) niemand meer het “en dat gun ik je niet”-deel van ‘jaloers’ “voelt” of bedoelt. Ook is het interessant om te zien dat mensen een duidelijk verschil “voelen” tussen ‘jaloers zijn’, ‘benijden’ en ‘afgunstig zijn’, terwijl mijn vriend Van Dale er redelijk unaniem over is: het zijn synoniemen.
En bovendien ben ik natuurlijk een special snowflake die het allemaal alleen maar for the applause doet en dat veel te weinig krijgt de afgelopen 3 jaar, zéker verhoudingsgewijs, en het dus slecht trekt als vlak na een prestatie/mijlpaal niet alles om “ME! ME! ME!” draait. *roept luid “AAANDAAACHT!!!”* Diva-gedrag? Yup! Maar ik ben tenminste geen pasgro die kutopmerkingen als complimenten probeert te verkopen. Hey, dit is zo'n zin waar een passief-agressief-knipoogje achter past! :-D
Maar goed, ik ben eruit: “ik ben jaloers” = “dat wil ik ook” en “dat wil ik ook” = “gefeliciteerd, wat leuk voor je”*. Dat verklaart ook meteen die wollige blikken als ik mensen die zeggen “dat wil ik ook” uit probeer te leggen hoe ze het ook kunnen krijgen, want dat is dus niet de bedoeling. Communicatie is een moeizame business, da's duidelijk.
Ok, de leutigheid:
Een blogpost (in het Engels) over hoe mijn creative writing les verlopen is
en
een video van een van de grootste dansante invloeden uit mijn jeugd Shabba Doo die onder andere de Funky Chicken doet:En, hoeveel seconden kon u stil blijven zitten?
*Het wachten is nu op iemand die een verhandeling schrijft over dat het feit dat “dat wil ik ook (hebben)” tegenwoordig “gefeliciteerd” betekent en misschien ook omgekeerd(?), betekent dat we het toppunt van kapitalisme bereikt hebben. Of zoiets. *gaat verder met de Funky Chicken*
donderdag 10 april 2014
Jaloehoehoers
Gaat u er lekker voor zitten, ik heb weer eens Een Mening en er ook eigenlijk wel behoorlijk de pis in (zeugma!). Zoals u weet resulteert dat altijd in een enorme lap tekst. Pak er gerust een kop thee en een (al-dan-niet-glutenvrij) koekje bij, mocht u dat bij de hand hebben. Ok, daar gaan we!
Vandaag wil ik het hebben over een fenomeen wat ik sinds een jaar of twee regelmatig waarneem en wat ik tot mijn grote ergernis ook deze week weer bij de hand had: iemand die zegt jaloers op me te zijn, en verbaasd is dat ik daar niet enthousiast op reageer. Want blijkbaar was het als “een compliment” bedoeld. Wat ik dan weer bizar vind, want laten we eens naar de definitie van het woord ‘jaloers’ kijken:
Kortom, als iemand zegt “ik ben jaloers”, dan zegt die persoon “jij hebt iets wat ik graag zou willen hebben en ik gun het je niet”. Lekker dan. En blijkbaar is het dan ook nog de bedoeling dat ik jolig “Dank je!” zeg? Nee, sorry, er zijn grenzen, ook aan mijn sociale wenselijkheid. Ik heb werkelijk geen enkele boodschap aan dit soort “jaloers-melderij” en reageer er dan ook redelijk bot op, waarna ik weer eens De Bitch ben.
Dat komt ook omdat ik jaloezie werkelijk de meest nutteloze emotie EVER vind. Waarom? Omdat niemand er een zak mee opschiet. Het is namelijk heel simpel: iemand heeft iets. Jij hebt het niet. Kun je het ook krijgen? Doe een poging. Kun je het niet krijgen? Helaas, het leven is kut. Geloof me, ik weet er alles van.
Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk mag je je daar best heel heel HEEL verdrietig over voelen. Je mag er absoluut zwaar de pest over in hebben en dagenlang op de vloer liggen janken. Echter, de ander datgene wat jij graag had willen hebben, misgunnen, zorgt er niet voor dat jij het wel krijgt. Je wordt er alleen maar wrokkig en zuur van. De ander lastigvallen door te zeggen dat jij ze datgene wat jij ook graag had willen hebben, misgunt, is al helemaal nutteloos. Het is namelijk niet alsof ze iets van je gestolen hebben. Mocht dat wel zo zijn dan doe je natuurlijk aangifte.
“Jaloers-verklaringen” van mensen die mij totaal niet kennen, vind ik verongelijkt en lichtelijk rancuneus. Kost het nou werkelijk zoveel moeite om “Goh, leuk voor je?” te zeggen? Of gewoon je kop te houden? Het is namelijk zo kortzichtig: zoals het dEUS nummer Secret Hell zegt “you can never tell if someone’s got a secret hell”. Je ziet altijd maar een deel van iemand. En dat leuke deel waar jij zo “jelly” (= de Engelse versie van dit fenomeen) op bent, kan nou nét het enige leuke zijn wat die persoon in zijn/haar/hun leven heeft. Van de buitenkant ziet het leven van iedereen er altijd leuk uit. Don't compare your behind the scenes to someone else’s show reel.
Bovendien is niet alles in het leven competitie: als je contacten met anderen slechts ziet in termen van “die doet/heeft het slechter dan ik, dus daar steek ik leuk bij af” of “die doet/heeft het beter dan ik, dus ik ben jaloers”, dan eh, tja. *mompelt iets over geestelijke armoede*
Daarom zijn “jaloers-verklaringen” van mensen die beter zouden moeten weten des te pijnlijker. Ze gaan compleet voorbij aan mijn dagelijkse realiteit en zien alleen maar de blijkbaar “benijdenswaardige” dingen in mijn leven, en zelfs díe gunnen ze me niet. Nogmaals: lekker dan. En dan de verwachting dat ik me gevleid moet voelen omdat iemand ~jaloers~ op mij is. Nee dus, dat is niet vleiend. Net zoals, nu ik toch bezig ben, het ook niet vleiend of complimenteus is om “intimiderend” genoemd te worden.
Voor wie nu denkt “Jamaarzobedoelenzehetniet”: als ze het niet “zo” bedoelen, dan moeten ze het niet “zo” zeggen. Woorden hebben namelijk een betekenis. Natuurlijk kan een definitie van een woord veranderen, maar totdat de meerderheid van die veranderde status op de hoogte is en/of die veranderde betekenis gebruikt, houd ik me aan de Van Dale definitie die ik hierboven geplakt heb. Al was het maar om “Ja maar, als ik je ‘sn*lletje-sl*ttebak’ noem, dan bedoel ik eigenlijk ‘lief schatje’”-discussies te voorkomen. Voor dat soort onzin heb ik namelijk nul geduld, net als voor het bizarre fenomeen van “vriendinnen” die elkaar b*tch, h* of sl*tje noemen en beweren dat dat koosnaampjes zijn.
Zelf denk ik dat de “jaloers-verklaringen” voortkomen uit een soort misplaatste eerlijkheid. De persoon die “toegeeft” jaloers te zijn, voelt zich beter want is “eerlijk” geweest. Degene die ongevraagd met deze feelingsdump opgezadeld wordt en zich nu klote voelt, wordt vervolgens op passief-agressieve wijze gewezen op het feit dat het een compliment moet voorstellen, en mag daarom niet negatief reageren. Een perfecte strategie eigenlijk.
Wat mij betreft wordt dit soort “eerlijkheid” enorm overschat. We hoeven echt niet terug naar het pre-Oprah tijdperk waarin we al onze gevoelens opkropten totdat we van de aderverkalking ompleurden. Maar je kunt ook best iets vinden en/of voelen, en dat lekker in je dagboekje schrijven. Want hoe gaat dat spreekwoord ook alweer? “Als je slechts iets verongelijkt-pasgro’s kunt melden waardoor de ander zich rot voelt en jijzelf bovendien overkomt als een rancuneuze, afgunstige mekker, zeg dan maar niets”, was het toch? *drops the mic*
Vandaag wil ik het hebben over een fenomeen wat ik sinds een jaar of twee regelmatig waarneem en wat ik tot mijn grote ergernis ook deze week weer bij de hand had: iemand die zegt jaloers op me te zijn, en verbaasd is dat ik daar niet enthousiast op reageer. Want blijkbaar was het als “een compliment” bedoeld. Wat ik dan weer bizar vind, want laten we eens naar de definitie van het woord ‘jaloers’ kijken:
Kortom, als iemand zegt “ik ben jaloers”, dan zegt die persoon “jij hebt iets wat ik graag zou willen hebben en ik gun het je niet”. Lekker dan. En blijkbaar is het dan ook nog de bedoeling dat ik jolig “Dank je!” zeg? Nee, sorry, er zijn grenzen, ook aan mijn sociale wenselijkheid. Ik heb werkelijk geen enkele boodschap aan dit soort “jaloers-melderij” en reageer er dan ook redelijk bot op, waarna ik weer eens De Bitch ben.
Dat komt ook omdat ik jaloezie werkelijk de meest nutteloze emotie EVER vind. Waarom? Omdat niemand er een zak mee opschiet. Het is namelijk heel simpel: iemand heeft iets. Jij hebt het niet. Kun je het ook krijgen? Doe een poging. Kun je het niet krijgen? Helaas, het leven is kut. Geloof me, ik weet er alles van.
Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk mag je je daar best heel heel HEEL verdrietig over voelen. Je mag er absoluut zwaar de pest over in hebben en dagenlang op de vloer liggen janken. Echter, de ander datgene wat jij graag had willen hebben, misgunnen, zorgt er niet voor dat jij het wel krijgt. Je wordt er alleen maar wrokkig en zuur van. De ander lastigvallen door te zeggen dat jij ze datgene wat jij ook graag had willen hebben, misgunt, is al helemaal nutteloos. Het is namelijk niet alsof ze iets van je gestolen hebben. Mocht dat wel zo zijn dan doe je natuurlijk aangifte.
“Jaloers-verklaringen” van mensen die mij totaal niet kennen, vind ik verongelijkt en lichtelijk rancuneus. Kost het nou werkelijk zoveel moeite om “Goh, leuk voor je?” te zeggen? Of gewoon je kop te houden? Het is namelijk zo kortzichtig: zoals het dEUS nummer Secret Hell zegt “you can never tell if someone’s got a secret hell”. Je ziet altijd maar een deel van iemand. En dat leuke deel waar jij zo “jelly” (= de Engelse versie van dit fenomeen) op bent, kan nou nét het enige leuke zijn wat die persoon in zijn/haar/hun leven heeft. Van de buitenkant ziet het leven van iedereen er altijd leuk uit. Don't compare your behind the scenes to someone else’s show reel.
Bovendien is niet alles in het leven competitie: als je contacten met anderen slechts ziet in termen van “die doet/heeft het slechter dan ik, dus daar steek ik leuk bij af” of “die doet/heeft het beter dan ik, dus ik ben jaloers”, dan eh, tja. *mompelt iets over geestelijke armoede*
Daarom zijn “jaloers-verklaringen” van mensen die beter zouden moeten weten des te pijnlijker. Ze gaan compleet voorbij aan mijn dagelijkse realiteit en zien alleen maar de blijkbaar “benijdenswaardige” dingen in mijn leven, en zelfs díe gunnen ze me niet. Nogmaals: lekker dan. En dan de verwachting dat ik me gevleid moet voelen omdat iemand ~jaloers~ op mij is. Nee dus, dat is niet vleiend. Net zoals, nu ik toch bezig ben, het ook niet vleiend of complimenteus is om “intimiderend” genoemd te worden.
Voor wie nu denkt “Jamaarzobedoelenzehetniet”: als ze het niet “zo” bedoelen, dan moeten ze het niet “zo” zeggen. Woorden hebben namelijk een betekenis. Natuurlijk kan een definitie van een woord veranderen, maar totdat de meerderheid van die veranderde status op de hoogte is en/of die veranderde betekenis gebruikt, houd ik me aan de Van Dale definitie die ik hierboven geplakt heb. Al was het maar om “Ja maar, als ik je ‘sn*lletje-sl*ttebak’ noem, dan bedoel ik eigenlijk ‘lief schatje’”-discussies te voorkomen. Voor dat soort onzin heb ik namelijk nul geduld, net als voor het bizarre fenomeen van “vriendinnen” die elkaar b*tch, h* of sl*tje noemen en beweren dat dat koosnaampjes zijn.
Zelf denk ik dat de “jaloers-verklaringen” voortkomen uit een soort misplaatste eerlijkheid. De persoon die “toegeeft” jaloers te zijn, voelt zich beter want is “eerlijk” geweest. Degene die ongevraagd met deze feelingsdump opgezadeld wordt en zich nu klote voelt, wordt vervolgens op passief-agressieve wijze gewezen op het feit dat het een compliment moet voorstellen, en mag daarom niet negatief reageren. Een perfecte strategie eigenlijk.
Wat mij betreft wordt dit soort “eerlijkheid” enorm overschat. We hoeven echt niet terug naar het pre-Oprah tijdperk waarin we al onze gevoelens opkropten totdat we van de aderverkalking ompleurden. Maar je kunt ook best iets vinden en/of voelen, en dat lekker in je dagboekje schrijven. Want hoe gaat dat spreekwoord ook alweer? “Als je slechts iets verongelijkt-pasgro’s kunt melden waardoor de ander zich rot voelt en jijzelf bovendien overkomt als een rancuneuze, afgunstige mekker, zeg dan maar niets”, was het toch? *drops the mic*
maandag 13 januari 2014
Drinkwater
Hoe ouder ik word, hoe meer ik erachter kom dat mijn Emily the Strange adressenboekje het bij het rechte eind had:
Mensen zijn inderdaad in te delen in “part of the posse” en “part of the problem”. En over die laatste categorie ga ik het vandaag eens hebben, want ik ben het, zoals we dat zo charmant zeggen hier in Amsterdam, beyond schijtzat. Gaat u er lekker voor zitten, het is nogal een lap tekst.
Depressiefmakende zeikesteyn die niet op tieners losgelaten moet worden Filosoof en literair genie Sartre zei ooit: ”L’enfer, c’est les autres” en mensenKINDEREN wat had die kerel gelijk. De hoeveelheid gezeik die intermenselijk contact me in mijn leven tot nu toe opgeleverd heeft, is sowieso redelijk excessief, maar wat mij een poosje geleden overkwam, slaat alles.
Op een dinsdagochtend rond kwart voor 4 ging mijn deurbel. Nu woon ik naast een studentenhuis en heb ik meerdere buren, dus het komt wel vaker voor dat iemand per ongeluk op de verkeerde bel drukt. Lastig, maar goed, 1 woord: legalehuurwoninginAmsterdamCentrum. Ik draaide me om en viel weer in slaap.
Even later ging de deurbel weer. Twee keer aanbellen diep in de nacht: dat moest iemand in nood zijn. Ik hoor u denken “The Florence Nightingale is strong in this one! Ga toch slapen mens!” en misschien heeft u ook wel gewoon gelijk. Ik ben echter in mijn leven meerdere keren in nood geweest en ben toen gelukkig door wildvreemden geholpen, dus ik deed mijn tijgerbadjas aan en stiefelde naar mijn voordeur.
En wie stond daar doodleuk gezellig naar me te zwaaien alsof het 3 uur ’s middags was? Iemand met wie ik 7 jaar geleden door middel van een vriendelijke brief expliciet het contact verbroken heb. Zijn oncorrigeerbare, grensoverschrijdende gedrag was mij in de loop der (20+!) jaren steeds meer tegen gaan staan, en ik was er meer dan klaar mee. Mijn langdurige pogingen om het contact “dood te laten bloeden”, zoals etiquette-expert Beatrijs Ritsema aanraadt, hadden geen enkel effect gehad helaas.
Wat hij kwam doen? Hij kwam hallo zeggen. En eigenlijk ook wel verhaal halen. Want ja, hij had er toch wel een beetje last van gehad, van die ~gruwelijke~ brief. Niet heel erg hoor, maar een beetje. En hij wilde nu zijn kant van het verhaal vertellen. Ja, na 7 jaar. Ja, om 4 uur ’s nachts. Ik kreeg het warm en koud tegelijk, de wereld werd wat wazig...
Gelukkig brulde toen de megafoon-eekhoorn in mijn hoofd: “Yo! Je bent al chronisch ziek, als je daarnaast ook nog een veroordeling wegens geweldpleging hebt, dan kun je die eventuele emigratie naar Californië wel helemaal op je buik schrijven!” De eekhoorn had, zoals altijd, gelijk.
Long story short: ik heb het gesprek zo snel en ijzig mogelijk afgekapt, waarna ik tierend met The Big Kahuna aan de lijn gehangen heb, want zoals u zich waarschijnlijk wel voor kunt stellen, trok ik dit uiterst, uiterst slecht. Vervolgens heb ik hem een brief op poten gestuurd waarin onder andere staat dat de eerstvolgende contactpoging van zijn kant, onafhankelijk van vorm, inhoud of tijdstip, het begin van zijn stalkingdossier wordt. Ook heb ik de politie gecontacteerd, die namen me uiterst serieus. We hebben de te volgen procedure doorgesproken, mocht er in de toekomst nogmaals iets voorvallen.
Tot nu toe is het stil gebleven en ben ik ook weer van de acute schrik bekomen. Toch blijf ik met vragen zitten, zeker omdat een week of twee na dit voorval een ANDER persoon, die ook weigert te begrijpen dat ik niet verplicht ben om bevriend met haar te zijn puur en alleen omdat zij dat wil, me toevoegde op Twitter. Niet dat ik nog op Twitter zit overigens, ik houd mijn account slechts aan omdat ik niet wil dat mijn naam vervalt en gebruikt wordt door een ander, maar pff. Overigens was ook deze dame indertijd (en dan spreken we over 1998 – 2001, om u even een idee te geven van hoe lang dit al speelt!) geheel ongevoelig voor de doodbloedtechniek.
Maar goed, wat ik mij dus afvraag: waarom doen zij dit? Waarom blijven deze mensen in PIEPSnaam contact zoeken met iemand (ik in dit geval) die vriendelijk doch expliciet aangegeven heeft geen contact meer te willen? En waarom proberen ze het na zoveel jaar (hij) of om de zoveel jaar (zij) weer, en worden ze dan weer verschrikkelijk boos als ik niet wil wat zij willen? Waarom steken ze hun tijd en energie niet in het vinden van mensen die wél met ze om willen gaan? Dat is voor hun toch ook een stuk prettiger dan deze vruchteloze pogingen contact te forceren met iemand die echt geen contact meer wil?
Of snap ik weer eens niet hoe het in de wereld werkt? Moet ik nu werkelijk de rest van mijn leven om blijven gaan met deze mensen, puur omdat ik op mijn 5e bij ze in de straat ben komen wonen en daarna een aantal jaar met ze bevriend ben geweest? Ook als ik minder dan niets meer met ze gemeen heb? Ook als ik er echt nul komma nul zin in heb? Ook als ik me onprettig voel bij deze mensen, omdat ze opvattingen hebben en/of gedragingen vertonen die compleet indruisen tegen wie/wat ik ben?
En nu ik toch bezig ben: wat zit daar in #@$%$naam in het drinkwater, dat ze allebei, onafhankelijk van elkaar, hetzelfde soort gedrag vertonen? Mocht u een idee hebben, mikt u het dan alstublieft in de commentbox, want hoe meer ik erover nadenk, hoe minder ik ervan snap en zoals u merkt, zit het me hoog.
Mensen zijn inderdaad in te delen in “part of the posse” en “part of the problem”. En over die laatste categorie ga ik het vandaag eens hebben, want ik ben het, zoals we dat zo charmant zeggen hier in Amsterdam, beyond schijtzat. Gaat u er lekker voor zitten, het is nogal een lap tekst.
Op een dinsdagochtend rond kwart voor 4 ging mijn deurbel. Nu woon ik naast een studentenhuis en heb ik meerdere buren, dus het komt wel vaker voor dat iemand per ongeluk op de verkeerde bel drukt. Lastig, maar goed, 1 woord: legalehuurwoninginAmsterdamCentrum. Ik draaide me om en viel weer in slaap.
Even later ging de deurbel weer. Twee keer aanbellen diep in de nacht: dat moest iemand in nood zijn. Ik hoor u denken “The Florence Nightingale is strong in this one! Ga toch slapen mens!” en misschien heeft u ook wel gewoon gelijk. Ik ben echter in mijn leven meerdere keren in nood geweest en ben toen gelukkig door wildvreemden geholpen, dus ik deed mijn tijgerbadjas aan en stiefelde naar mijn voordeur.
En wie stond daar doodleuk gezellig naar me te zwaaien alsof het 3 uur ’s middags was? Iemand met wie ik 7 jaar geleden door middel van een vriendelijke brief expliciet het contact verbroken heb. Zijn oncorrigeerbare, grensoverschrijdende gedrag was mij in de loop der (20+!) jaren steeds meer tegen gaan staan, en ik was er meer dan klaar mee. Mijn langdurige pogingen om het contact “dood te laten bloeden”, zoals etiquette-expert Beatrijs Ritsema aanraadt, hadden geen enkel effect gehad helaas.
Wat hij kwam doen? Hij kwam hallo zeggen. En eigenlijk ook wel verhaal halen. Want ja, hij had er toch wel een beetje last van gehad, van die ~gruwelijke~ brief. Niet heel erg hoor, maar een beetje. En hij wilde nu zijn kant van het verhaal vertellen. Ja, na 7 jaar. Ja, om 4 uur ’s nachts. Ik kreeg het warm en koud tegelijk, de wereld werd wat wazig...
Gelukkig brulde toen de megafoon-eekhoorn in mijn hoofd: “Yo! Je bent al chronisch ziek, als je daarnaast ook nog een veroordeling wegens geweldpleging hebt, dan kun je die eventuele emigratie naar Californië wel helemaal op je buik schrijven!” De eekhoorn had, zoals altijd, gelijk.
Long story short: ik heb het gesprek zo snel en ijzig mogelijk afgekapt, waarna ik tierend met The Big Kahuna aan de lijn gehangen heb, want zoals u zich waarschijnlijk wel voor kunt stellen, trok ik dit uiterst, uiterst slecht. Vervolgens heb ik hem een brief op poten gestuurd waarin onder andere staat dat de eerstvolgende contactpoging van zijn kant, onafhankelijk van vorm, inhoud of tijdstip, het begin van zijn stalkingdossier wordt. Ook heb ik de politie gecontacteerd, die namen me uiterst serieus. We hebben de te volgen procedure doorgesproken, mocht er in de toekomst nogmaals iets voorvallen.
Tot nu toe is het stil gebleven en ben ik ook weer van de acute schrik bekomen. Toch blijf ik met vragen zitten, zeker omdat een week of twee na dit voorval een ANDER persoon, die ook weigert te begrijpen dat ik niet verplicht ben om bevriend met haar te zijn puur en alleen omdat zij dat wil, me toevoegde op Twitter. Niet dat ik nog op Twitter zit overigens, ik houd mijn account slechts aan omdat ik niet wil dat mijn naam vervalt en gebruikt wordt door een ander, maar pff. Overigens was ook deze dame indertijd (en dan spreken we over 1998 – 2001, om u even een idee te geven van hoe lang dit al speelt!) geheel ongevoelig voor de doodbloedtechniek.
Maar goed, wat ik mij dus afvraag: waarom doen zij dit? Waarom blijven deze mensen in PIEPSnaam contact zoeken met iemand (ik in dit geval) die vriendelijk doch expliciet aangegeven heeft geen contact meer te willen? En waarom proberen ze het na zoveel jaar (hij) of om de zoveel jaar (zij) weer, en worden ze dan weer verschrikkelijk boos als ik niet wil wat zij willen? Waarom steken ze hun tijd en energie niet in het vinden van mensen die wél met ze om willen gaan? Dat is voor hun toch ook een stuk prettiger dan deze vruchteloze pogingen contact te forceren met iemand die echt geen contact meer wil?
Of snap ik weer eens niet hoe het in de wereld werkt? Moet ik nu werkelijk de rest van mijn leven om blijven gaan met deze mensen, puur omdat ik op mijn 5e bij ze in de straat ben komen wonen en daarna een aantal jaar met ze bevriend ben geweest? Ook als ik minder dan niets meer met ze gemeen heb? Ook als ik er echt nul komma nul zin in heb? Ook als ik me onprettig voel bij deze mensen, omdat ze opvattingen hebben en/of gedragingen vertonen die compleet indruisen tegen wie/wat ik ben?
En nu ik toch bezig ben: wat zit daar in #@$%$naam in het drinkwater, dat ze allebei, onafhankelijk van elkaar, hetzelfde soort gedrag vertonen? Mocht u een idee hebben, mikt u het dan alstublieft in de commentbox, want hoe meer ik erover nadenk, hoe minder ik ervan snap en zoals u merkt, zit het me hoog.
maandag 28 november 2011
Maar waarom?
Af en toe zijn er onderwerpen die plots in de lucht lijken te hangen. Zo heb ik de afgelopen weken, los van elkaar, met verschillende mensen een conversatie gehad over "wat mik je op het internet en wat zijn daar de gevolgen van".
Vroegah (oma spreekt) toen het internet fris nieuw was, zag ik met enige regelmaat dingen op het internet verschijnen waarvan ik dacht: "Doe dat nou toch niet! Daar krijg je spijt van!". Mensen schreven met naam en toenaam blogstukjes over zeer persoonlijke onderwerpen, fileerden collega's/buren en plaatsten foto's van zichzelf die in de meeste werkkringen als NSFW beschouwd worden. En vaak kregen ze er inderdaad spijt van. Meestal als bleek dat de halve buurt nu hun diepste geheimen kende, de collega/buum verhaal kwam halen of de foto's in handen waren gekomen van mensen waarvan ze liever niet gewild hadden dat die ze zagen.
Ik weet dit oversharen aan het feit dat het internet "nieuw" was en die mensen de reikwijdte niet hadden overzien. Men had niet doorgehad dat alles wat je erop zet, gevonden kan worden door iedereen die (goed) zoekt. Ik dacht dan ook dat dit een tijdelijk iets was, een kinderziekte als het ware, en dat mensen uiteindelijk wel wat terughoudender zouden worden. Dat blijkt dus niet zo te zijn en dat verbaast me.
Zelf ben ik nogal para: 99,9% van mijn internetactiviteiten gaan onder pseudoniem en hoewel ik er tegenwoordig iets losser in ben, ben ik (nog) niet van zins mijn SuperSecretHiddenIdentity op te geven. Daarnaast bepaal ik heel bewust wat ik wel en niet kan plaatsen. Alles wat ik IRL niet zou zeggen, post ik sowieso niet en een boel dingen die ik IRL wél met mensen deel, die gooi ik ook niet op het internet. Waarom niet? Om verschillende redenen: ik krijg het niet goed op papier. De context ontbreekt. Het is te persoonlijk en een blog is geen dagboek. Het kan verkeerd opgevat worden met een boel onnodig drama tot gevolg. Het is volslagen oninteressant als je mij niet persoonlijk kent. Het is onaardig. Het kan triggerend zijn. Dingen waarover ik twijfel of ik ze moet plaatsen, want "bij twijfel, niet doen".
Ik begrijp het dan ook niet. Waarom zou je dingen online plaatsen die je IRL nooit zou durven zeggen? Dingen die eigenlijk in je dagboek thuishoren? Dingen die triggerend kunnen zijn voor je lezers? Dingen die je een boel drama en gezeur opleveren? Dingen die je kunnen schaden? Een antwoord wat ik al meerdere keren gehoord heb van mensen die door oversharing in de problemen zijn gekomen en die dan te horen krijgen dat het misschien een idee is om voortaan iets terughoudender te zijn is "Ja, maar als ik niet alles kan zeggen, dan vind ik het niet meer leuk". Maar IRL zeg je toch ook niet altijd alles? Toch? Is het een gebrek aan filter? Verbale diarree? Risicogedrag? Een diepe behoefte vanuit je tenen? Catharsis? Schenkt het je meer dan dat het je schaadt? Wat is het? Ik hoop echt dat er LogPoeslezers zijn die antwoorden voor me hebben, want ik ben oprecht benieuwd!
Vroegah (oma spreekt) toen het internet fris nieuw was, zag ik met enige regelmaat dingen op het internet verschijnen waarvan ik dacht: "Doe dat nou toch niet! Daar krijg je spijt van!". Mensen schreven met naam en toenaam blogstukjes over zeer persoonlijke onderwerpen, fileerden collega's/buren en plaatsten foto's van zichzelf die in de meeste werkkringen als NSFW beschouwd worden. En vaak kregen ze er inderdaad spijt van. Meestal als bleek dat de halve buurt nu hun diepste geheimen kende, de collega/buum verhaal kwam halen of de foto's in handen waren gekomen van mensen waarvan ze liever niet gewild hadden dat die ze zagen.
Ik weet dit oversharen aan het feit dat het internet "nieuw" was en die mensen de reikwijdte niet hadden overzien. Men had niet doorgehad dat alles wat je erop zet, gevonden kan worden door iedereen die (goed) zoekt. Ik dacht dan ook dat dit een tijdelijk iets was, een kinderziekte als het ware, en dat mensen uiteindelijk wel wat terughoudender zouden worden. Dat blijkt dus niet zo te zijn en dat verbaast me.
Zelf ben ik nogal para: 99,9% van mijn internetactiviteiten gaan onder pseudoniem en hoewel ik er tegenwoordig iets losser in ben, ben ik (nog) niet van zins mijn SuperSecretHiddenIdentity op te geven. Daarnaast bepaal ik heel bewust wat ik wel en niet kan plaatsen. Alles wat ik IRL niet zou zeggen, post ik sowieso niet en een boel dingen die ik IRL wél met mensen deel, die gooi ik ook niet op het internet. Waarom niet? Om verschillende redenen: ik krijg het niet goed op papier. De context ontbreekt. Het is te persoonlijk en een blog is geen dagboek. Het kan verkeerd opgevat worden met een boel onnodig drama tot gevolg. Het is volslagen oninteressant als je mij niet persoonlijk kent. Het is onaardig. Het kan triggerend zijn. Dingen waarover ik twijfel of ik ze moet plaatsen, want "bij twijfel, niet doen".
Ik begrijp het dan ook niet. Waarom zou je dingen online plaatsen die je IRL nooit zou durven zeggen? Dingen die eigenlijk in je dagboek thuishoren? Dingen die triggerend kunnen zijn voor je lezers? Dingen die je een boel drama en gezeur opleveren? Dingen die je kunnen schaden? Een antwoord wat ik al meerdere keren gehoord heb van mensen die door oversharing in de problemen zijn gekomen en die dan te horen krijgen dat het misschien een idee is om voortaan iets terughoudender te zijn is "Ja, maar als ik niet alles kan zeggen, dan vind ik het niet meer leuk". Maar IRL zeg je toch ook niet altijd alles? Toch? Is het een gebrek aan filter? Verbale diarree? Risicogedrag? Een diepe behoefte vanuit je tenen? Catharsis? Schenkt het je meer dan dat het je schaadt? Wat is het? Ik hoop echt dat er LogPoeslezers zijn die antwoorden voor me hebben, want ik ben oprecht benieuwd!